DE VERLOSSING
Bewerking voor Website ‘Legioen Kleine Zielen‘
1. “Zozeer immers heeft God de wereld liefgehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven; opdat al wie in Hem gelooft niet verloren zal gaan, maar eeuwig leven zal hebben“ (Joh. 3‚16). Met de Incarnatie had God de Verlossing op het oog, die de fout van Adam en Eva moest herstellen en de mensheid aan de verdoemenis zou onttrekken. De duivel had immers in zijn jaloersheid gezworen haar mee te sleuren in het eeuwige verderf.
De erfzonde is het gevolg van het ingaan van Eva op het voorstel van de ‘slang‘, terwijl het ‘fiat’ van Maria de Verlossing mogelijk gemaakt heeft.
In dit verband lezen we in de Boodschap:
“Het is het fiat van Mijn Heilige Moeder dat de Verlossing mogelijk gemaakt heeft. Zij is de eerste die Mij heeft bemind.” 10.10.67
Christus heeft ons dus door Zijn bloedig Offer gered. Hij heeft ons niet verlost “met goud of zilver, maar door het kostbaar bloed van Christus, het Lam zonder vlek of gebrek” (1 Petr.1‚18-19).
“De verlossing is geschied door het Kruis. De wereld zal gered worden door het Kruis.” 31.5.67
Het is onze allereerste plicht om God de Vader te danken, want “Hij heeft ons ontrukt uit het domein van de duisternis en overgebracht naar het koninkrijk van zijn geliefde Zoon, in Wie onze bevrijding verzekerd is en onze zonden vergeven zijn” (Kol 1,13-14).
2. Wij mogen geen passieve getuigen blijven van zulk een buitengewone gebeurtenis. De Heer wil onze vrijwillige medewerking aan het offer van Calvarië.
“Kleine zielen, wilt ge met Mij de kinderen der verlossing zijn?
Zie, Ik vraag u wat mijn Vader Mij heeft gevraagd. Maar vreest niet. Ge zult Mij enkel dat geven wat uw arme menselijke natuur met de steun van de genade Mij wil geven. En Ik zal uw gaven dankbaar aanvaarden”. 5.7.67
De medewerking van Maria aan het verlossingswerk van haar veelgeliefde Zoon was niet alleen noodzakelijk, maar ook uniek en uitzonderlijk. Nooit zal onze medewerking een dergelijke graad van volmaaktheid bereiken. Jezus vraagt ons nochtans om eraan mee te werken. Hoe? Door in liefde en geloof alle kruisen op ons te nemen, die we op onze de weg naar de Hemel ontmoeten.
In dit verband verklaarde Jezus aan Marguerite, boodschapster van Zijn Hart met betrekking tot de mensen die haar opzoeken en waartussen soms moeilijke gevallen zijn:
“De liefdevolle zorg voor hen die Ik u zend, vereist dat ge lijdt.” 9.6.71
Onze medewerking moet in dezelfde lijn liggen:
“Kind, een kleine ziel lijdt voor haar Welbeminde en met haar Welbeminde… Ik verleen hen (zij die Marguerite opzoeken) de vrijheid ja of neen te zeggen tot de genade die hen bezoekt. Ik geef hen minder of meer, naargelang hun edelmoedigheid. Het is een liefdewerk en een verlossingswerk. Allen zijn hiertoe uitgenodigd.” 9.6.71
In plaats van zich te verzetten tegen zijn kruis of het nu gaat om grote beproevingen of om de kleine dagelijkse kruisjes zou een ziel in staat van genade zich erover moeten verheugen als over “het kostbaarste geschenk dat God aan zijn uitverkorenen kan geven”. En dit vooral wanneer zij streeft naar een intens geestelijk leven.
Nu begrijpen we de volgende woorden van de H. Teresia van het Kindje Jezus die doordrongen was van de diepgaande logica van de goddelijke Liefde: “Mijn enige geluk hier op aarde is: te lijden uit liefde”. Haar geloof had haar al vroeg de prijs van de Verlossing laten aanvoelen.
Tot aan het einde van haar dagen spoorde dit haar ertoe aan de druppels van het Verlossende Bloed, die uit Zijn wonden sijpelden te verzamelen, om de “dorst naar zielen“ van haar Welbeminde Redder te lessen.
Uit; De gedachten van Jezus’ Hart, R. Jaouen C.M., Uittreksels uit de Boodschap van de Barmhartige Liefde aan de Kleine Zielen, blz. 43-44.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.