Het Lijdensverhaal – volgens mededelingen van Jezus aan Marguerite

HET LIJDENSVERHAAL – volgens de vertrouwelijke mededelingen van Jezus aan Marguerite

Bewerking voor Website ‘Legioen Kleine Zielen

Tijdens de Goede Week keert de Kerk zich in zichzelf om het Lijden van haar Goddelijke Bruidegom intens te beleven. Zij vraagt ons allen om ons met haar te verenigen, met een liefhebbend en dankbaar hart.

Jezus zegt aan Marguerite:
”Deze week zal smartelijk mijn passietijd doen herleven”. 19.3.67 

Welke houding verlangt en verwacht de Meester van ons?
Laten we naar Hem luisteren:

Laat Mij mijn vermoeid hoofd te rusten leggen aan uw hart. Wilt ge Mij ontvangen en niets zeggen? Deze stilte is zo vol tederheid en troost. Kindlief, houd zeer veel van Mij”. 19.3.67 

”Neen, zeg niets. Op dit ogenblik doorsta Ik de pijnen van mijn Lijden, verergerd door eeuwen ongehoorde smaad”. 17.11.67 

“Mijn Hart is bedroefd en tijdens deze smartelijke dagen herbeleef Ik het Lijden nog intenser, want dàt waarvoor Ik mijn leven gegeven heb is uit deze verdorven wereld niet verdwenen”. 29.3.72 

Hiermee moeten we het wel eens zijn: het kwaad is niet verdwenen, maar wordt integendeel iedere dag nog erger.


1. Laten we de volgende teksten van de Boodschap lezen om ons in te leven in de dramatische sfeer van Goede Vrijdag en zo onze onverschilligheid en sufheid af te schudden.

“Kindlief!
Binnen enkele uren de kruisdood. Met een oneindige tederheid…

Ze gaan Mij kruisigen! Ze gaan Mij kruisigen!
En toch heb Ik hen in mijn Hart reeds vergeven”. 8.4.66 

Zo schenkt Jezus op voorhand reeds vergiffenis aan zijn beulen. Vervolgens verklaart de Heer waarom men Hem wil doden:

”Ze haatten Mij omdat Ik hun schijnheiligheid kwam ontmaskeren. 
Ze voelden ook in Mij Gods superioriteit zelf. Maar die verloochenden ze.Die wilden ze niet erkennen”. 8.4.66 

Vervolgens beschrijft Jezus zelf Zijn marteling:

“Hadt ge enig idee, kindertjes, van het lijden dat Ik om uwentwil doorstaan heb. 
O, die kroon van doornen die mijn hele hoofd omprangde, al die gloeiende punten die in mijn vlees drongen. En het bloed dat Mij verblindde. 
En mijn lichaam ontbloot voor die honend lachende, huilende menigte. 
De haat sloeg Mij in het gelaat. De roeden kwamen woest op Mij neer en bij elke striem rukten ze flarden vlees mee. Ze hebben een ruige en verfrommelde mantel op mijn door slagen doorwonde schouders geworpen. Ik heb hun spot ondergaan, hun beledigingen; Ik ben door hen bespuwd. 
Die balk woog zo zwaar op mijn doorwonde schouder.
O, die wonde aan mijn schouder!
Uitgeput naar ziel en naar lichaam”. 8.4.66 

“Zie mijn gekneusd lichaam, dat leegbloedt uit de talloze wonden die de liefde voor u allen Mij heeft gekost…” 23.2.67

“De soldaten, het geschreeuw van de menigte, elke val, de ontmoeting van mijn zoete Moeder. Smartelijk, zo smartelijk! Dat Zij Mij in die toestand moest zien, was voor haar op voorhand al een kruisiging.
Op dat ogenblik hebben wij ons één gevoeld in de vreselijkste smart die er bestaat. 
Ten einde krachten kwam Ik op mijn folterplaats. Ze rukten het kleed af dat Mij bedekte en aan mijn vlees was gelast door het gestold bloed dat uit mijn wonden was gedropen. 
Wie zal er ooit enig idee van hebben wat de kruisiging betekende? 
Mijn lillend vlees overgeleverd aan een razend en tierend gepeupel. 
En dan die afschuwelijke vliegen die neerstreken op mijn naakt en gemarteld lichaam en zich voedden met mijn bloed. 
Afschuwelijk schouwspel. Ik was een voorwerp van walg geworden. 
En toch, mijn allerliefste kind, was dit niets vergeleken met wat Ik in mijn ziel moest doorstaan. 
Ik had al uw zonden op Mij genomen en Mijn ziel verkeerde in doodsangst onder hun gewicht.
Door allen in de steek gelaten, verraden, verafschuwd, belachelijk gemaakt, uitgejouwd, alleen. 
Mijn Vader zelf scheen Mij te verlaten”. 8.4.66 


2. Wat is de diepe reden van zoveel onnoemelijk lijden?

Zijn Liefde voor ons en Zijn wil om ons te redden.

“Vandaag heb Ik behoefte aan meer liefde. Ja, zo is het, Ik heb de mensen nodig. Want Ik bemin hen met een uitzinnige liefde… 
Ik heb mijn foltering zonder één klacht doorstaan. Alleen daaraan dacht Ik: dat Ik mijn kinderen redde. Alleen daarvoor was Ik gekomen. Had Ik niet met ongeduld op dit ogenblik gewacht? U allen vrijkopen, kindertjes. Met welke verlangen heb Ik mijn leven voor u gegeven?
Ik wist nochtans, dat mijn Offer voor velen onder u vruchteloos zou zijn… 
Ik bleef onbewogen, hoewel Ik verschrikkelijk leed. 
U had Ik voor ogen, mijn vrijgekochten”. 8.4.66 

“Terwijl Ik aan dit hout hing en een onnoemelijk lijden doorstond, heeft de duisternis mijn ziel overrompeld. 
Smartelijk heb Ik in mijn Hart aangevoeld, hoe mijn Vader Mij verlaten had. 
Tegenover de ontketende haat ben Ik in een afgrond van nameloos leed verzonken. Waarom?
Voor wie? Voor u allen, die Mij nog verraadt en die mijn passietijd hernieuwt. 
En uw God lijdt en smeekt om uw liefde. 
Maar aan deze tijd, dat een God zich vernedert omdat zijn liefde groot is, zal een einde komen omdat er geen einde komt aan uw koppigheid”. 27.3.70 

”Ze strooien zout op mijn wonden”. 19.10.65 


3. Jezus zelf geeft aan welke houding we moeten aannemen tegenover dit grote mysterie: niet zoveel aan onszelf denken. In plaats van troost te zoeken, kunnen we beter onze blikken op Hem richten en met Hem waken terwijl Hij lijdt.

“Giet op mijn wonden het heerlijk parfum van uw liefde”. 2.3.66

”Kind, zijt ge er dan zo op gesteld vertroost te worden terwijl Ik mijn passietijd beleef? Wilt ge deze kans om Mij nu bij te staan vrijwillig verspelen?
Wat ge geduldig hebt te doorstaan, dat kunt ge Mij als offer aanbieden.
Dit is het ogenblik wan de verlatenheid, het ogenblik dat iedereen Mij in de steek laat‚ het ogenblik van het verraad en weldra dat van het totale Offer. 
Kom… kijk Mij aan.
Ik verkeer in angst voor wat komen gaat.
Waak met Mij. Wees daar met mijn getrouwen… voor het grote ogenblik. 
Mijn Mensheid en mijn Godheid worstelen met elkaar.
Mijn ziel is verscheurd bij wat ze ontwaart. 
En Ik voel Mij dodelijk bedroefd. 
Weer zweet Ik bloed in de Hof van Olijven.
Wie waakt met Mij? Wie buigt zich over Mij om het te stelpen? Wie houdt genoeg van Mij om een arme God trouw te blijven, die zijn leven gaat geven voor allen?
Helaas! Eén grote leegte. 
Geen troost voor Mij.
De beker is vol. Hij moet gedronken worden. 
En mijn kind spreekt Mij van vertroosting…
Verlangt ge die nu nog”? 14.3.67


4. Jezus doet een beroep op alle kleine zielen om Hem te troosten.

”Mijn kleine zielen zijn nog niet talrijk genoeg als balsem voor de wonde van mijn goddelijk hart”. 6.12.68
”Mijn arm menselijk Hart huivert van droefheid en vrees. Dit voor mijn ogen opgerichte kruis schrikt Mij af en trekt Mij aan. 
Het menselijke… Het goddelijke…
Laat mijn Offer zich zo gauw mogelijk voltrekken. Ik heb haast, ondanks mijn afschrik voor het lijden en het sterven. Zult gij bij Mij blijven tot het einde toe? 
Laat hen Mij honen… gij, gij bemint Mij. 
Blijf heel dichtbij.
Laat mijn bloed u doortrekken. Geen enkele druppel mag verloren gaan. 
Dit bloed is het leven voor allen. Gij zult Mij als voedsel aan de kleine zielen geven, nietwaar?” 24.3.67 

Ten slotte nodigt Hij ons uit om ons dicht rond Zijn H. Moeder te scharen en Hem te troosten zoals de goede moordenaar.

“Ach, die doornenkroon doet Mij pijn…
Ach, die krampen in al mijn ledematen! 

Kind, ziedaar uw Moeder. Bemin haar. 
Ik ga sterven… Zij lijdt.
Kijk haar aan. Druk u tegen haar aan. Verwarm haar verkleumd Hart, dat met het vroeger voorspelde zwaard doorboord is.
Moeder!… 

Ach, die verschrikkelijke pijn die mijn ledematen kromt en mijn Hart breekt. Arme kindertjes die maar geen medelijden hebt, noch met uw God, noch met u zelf. Godmoordend volk, mijn Vader vergeve u zoals Ik u vergeef. 

Dit moest gebeuren… 
Het grote ogenblik is aangebroken. 
De goede moordenaar troost Mij met zijn medelijden.
Vandaag zult gij met Mij zijn in het Paradijs. 

Het doet zo zeer…
U kan Ik het zeggen… Voor de anderen zwijg Ik, Maar de afschuwelijke pijn overmeestert mijn lichaam. Vader, waarom verlaat Gij Mij? 

Ik ben alleen… 

Eindelijk het laatste bedrijf van de tragedie.
De spons… Een zucht… Alles is volbracht!
Vader, in uw handen beveel Ik mijn Geest”. 24.3.67 

Deze pakkende gedachten geven ons stof voor een gedegen overweging van het Lijden van Jezus.
Als wij bij deze gedachten van Jezus onverschillig blijven, dan weet ik niet wat er dan wel nodig is om ons te ontroeren. De Kleine Zielen zullen ze ten volle benutten. Zij zijn het aan Jezus verplicht in een geest van dankbaarheid en van eerherstel voor onze fouten. Zo kunnen zij gerust zijn dat zij aan Jezus, die lijdt en sterft voor ons, de vertroosting brengen die Hij van hen verwacht.

Zij zullen op hun beurt kostbare genadesprankels ontvangen van heiliging, zuivering en verweer tegen de zonde, de vijand die steeds op de loer ligt. Het is immers zo dat vele zielen vervallen in zonde, omdat zij vergeten wat het Lijden van onze Heer precies inhield. Of zoals de H. Maagd aan een begenadigde ziel, zuster Appoline Andriveau in 1846 zei: “De wereld gaat verloren, omdat men niet denkt aan het Lijden van mijn Zoon.” Uit liefde zullen wij alle kruisen op ons nemen die zich eventueel op onze weg bevinden, opdat het Lijden zich in ons kan hernieuwen. Of om het met de woorden van Sint Paulus te zeggen: “Dat ik voor u mag lijden en in mijn lichaam aanvullen wat nog ontbreekt aan de verdrukkingen van de Christus, ten bate van Zijn lichaam, dat is de Kerk”. (Kol.1‚24)


Uit; De gedachten van Jezus’ Hart, R. Jaouen C.M., Uittreksels uit de Boodschap van de Barmhartige Liefde aan de Kleine Zielen, blz. 45-48.