DE HEMELSE BARMHARTIGE VADER
Heel de menselijke broederschap berust op het geloof in één enkele Vader, die in de hemel is en in de liefde die wij Hem verschuldigd zijn.
Het is in Hem en door Hem dat wij ons allen verenigen. Het is door Hem te beminnen dat wij onze broeders kunnen beminnen, dat wij onszelf en onze broeders kunnen erkennen als kinderen van dezelfde Vader. Telkens als wij het ‘Onze Vader’ bidden, worden wij aan deze fundamentele waarheid herinnerd. De Boodschap zegt het ons uitdrukkelijk:
”… Ik vraag dat ge elkaar zoudt liefhebben als kinderen van een zelfde Vader die elkeen onder u teder bemint. En allen verbonden door de zoete banden der broederlijke liefde.” 2.4.68.
Laten wij proberen om zijn Liefde beter te begrijpen. In de Boodschap spreekt Jezus ons over deze Liefde en verwijst Hij dikwijls naar zijn hemelse Vader, wiens wil Hij is komen volbrengen. Het is dus interessant voor ons om te weten in welke bewoordingen Hij tot ons spreekt. Zo zullen we beter onze plichten tegenover Hem begrijpen en het vertrouwen dat Hij van ons verwacht leren kennen.
1. De Vader beter kennen
God de Vader wordt in de geloofsbelijdenis voorgesteld als de Schepper van alle dingen. Hij verwekt Zijn Zoon in eeuwigheid. De H. Geest is de levende Band tussen hen beiden. Daardoor is Hij de bron, waaruit alle liefde ontstaat. Wat we vooral van Hem moeten weten, is dat Hij Liefde is!
1.1. De Vader is één en al Liefde
”En Ik heb u met een uitzinnige liefde bemind, dezelfde waardoor mijn hemelse Vader voor elkeen van u bezield was in de hemel.” 12.10.66.
Waar zou Jezus deze uitzinnige liefde, waarmee Hij ons bemint, anders kunnen vinden dan in het Hart van de Vader? De liefde van de Vader voor zijn arme schepselen, die onderworpen zijn aan zoveel ellende, neemt de vorm aan van barmhartigheid. Hij is de “Vader van alle Barmhartigheid en de God van alle vertroosting”.
“Mijn Hart wacht op u en bemint u, niettegenstaande uw fouten, uw ongerechtigheden. Gij zijt de kindertjes van uw hemelse Vader. Want uw zonden hebben Hem niet voor eeuwig van u afgewend.” 22.8.67.
”Ik waarschuw, Ik berisp, Ik vermaan en Ik bid. Ja, ik bid voor U tot de Vader van Barmhartigheid, opdat uw oren en uw hart zich tenslotte zouden openen voor de Waarheid.” 1.4.70.
“Er zijn kinderen die zich weerspannig gedragen tegenover hun Vader die hen met genaden overstelpt heeft, en de Vader oefent geduld en kijkt aanhoudend uit naar enig teken van berouw om te vergeven.” 14.9.71.
“Als voor kleine verloren zonen die spijt hebben over hun fouten, zo zal de hemelse Vader zijn armen voor hen openen.” 26.2.68.
1.2. Zijn barmhartigheid doet Hem afdalen naar ons, kleine kinderen. Zo hebben de Kleine Zielen een bijzondere plaats in zijn Hart.
“De kleinen komen naar de Vader met al hun miseries omdat zij ernaar streven ervan verlost te worden, maar dit niet vermogen zonder Hem. Men moet klein zijn vooraleer groot te worden. Het Onuitsprekelijke laat zich enkel vatten door de kleinen en die op hen gelijken.” 26.11.72
1.3. Toch geeft Hij niets prijs van zijn gezag.
“Alles moet onderworpen zijn aan mijn wet. Niet allen aanvaarden deze wet en komen ertegen in opstand. Dit zijn de verloren zonen, die zich verzetten tegen het gezag van de Vader. En hoevelen helaas zullen nooit in het ouderlijk huis terugkeren?” 29.7.67
Hij zal dus zijn gerechtigheid uitoefenen met goddelijke strengheid. Jezus spreekt met kennis van zaken, want Hij heeft het zelf ervaren tijdens zijn Lijden.
“Ik heb op Mijn ziel de last voelen drukken van uw zonden en de gerechtigheid van mijn Vader”. 12.10.66
“Volgens de enen zou lk God en Vader zijn, volgens de anderen God en Gerechtigheid. Ik ben liefhebbende God voor allen.” 14.9.71
2. Jezus verwijst naar de Vader
Want het is door Jezus dat wij naar de Vader gaan. Hij leert ons, naar Zijn voorbeeld, om in alles de heilige Wil te volbrengen. “Mijn voedsel…”
2.1. Hij leert ons de Vader kennen:
“Niemand kent de Vader als hij Mij niet reeds kent. (Om de eenvoudige reden dat de Vader en Hij slechts Eén zijn.) Want zoals Ik één ben in Mijn Vader, zo is Hij één in Mij. 18.5.70.
Jezus verklaart zich verschillend van de Vader als Persoon, terwijl Hij zich door zijn goddelijke natuur toch met Hem identificeert en Zichzelf ook onze Vader noemt. Dit door de genade die ons ‘deelachtig maakt aan de goddelijke natuur’.
”Zowel in twijfel, in wanhoop als in vreugde sta Ik u bij, omdat Ik uw almachtige Vader ben, die zijn kleinen liefheeft met een ongeschapen liefde.” 24.5.70
”Als de mensen weigeren zich aan de wet te onderwerpen die Ik aan Petrus heb overgedragen, dan zal Ik Mij van mijn plichten als Vader tegenover hen ontslagen achten. Enkel spijt en waarachtig berouw zal Mij tot hen doen terugkeren.” 4.8.68
”Weest één ziel in mijn goddelijk Hart. Omdat Ik u heb uitverkoren onder zoveel anderen en omdat ge Mij verschuldigd zijt wat ge zijt: voor Mij gelijken, met dezelfde hoedanigheid, kinderen van eenzelfde Vader en eenzelfde Moeder.” 17.7.68
“Ik ben in wie Mij met de Vader en de Geest liefheeft, en leef in zijn hart met heel mijn volheid.” 31.5.67
“Ben Ik Vader, Ik ben ook God, en als zodanig eis Ik geëerbiedigd te worden in mijn Liefdesakrament dat men hoont en belachelijk maakt.” 27.3.70
“Leef een leven van diepe eensgezindheid in het Hart van uw Vader.” 24.5.70
2.2. Hij offert zich aan de Vader als zoenoffer voor ons.
“Zie mijn met nagels doorboorde handen in een vurig smeekgebed voor allen naar de Vader opgeheven.” 23.2.67
”Ik liet hen (zijn vijanden) zich verzadigen aan mijn lijden want in mijn Hart had Ik het offer, dat door mijn Vader was gevraagd, aanvaard. Mijn smart werd echter vertienvoudigd, doordat Ik wist dat Ik door mijn overgave aan hun folteringen toch niet al mijn kinderen zou redden en dat voor velen mijn offer vruchteloos zou zijn.” 30.3.72
2.3. Hij zal onze Rechter zijn, maar om ons naar de Vader te leiden en ons in zijn Handen over te geven.
“Gered worden alleen zij die wensen gered te worden alsmede alle zielen van goede wil. En bij het laatste oordeel zal Ik hun zeggen: “Komt gezegenden van mijn Vader, komt bezit nemen van het Rijk dat Ik u bereid heb door mijn bloedig Kruisoffer.” 8.8.71
3. Wat de Vader vraagt: liefde en vertrouwen
“Geholpen door een groter vertrouwen in Mijn Barmhartigheid, zal de liefde bergen van harten doen ontstaan, die de plannen van de vijand verijdelen. Bergen die door hun getuigeniskracht de hoogste hemel raken en vol vreugde een tedere liefdesgroet worden voor de Hemelse Vader, Schepper van al wat bestaat.” 31.1.67
“Wat doet het ertoe dat men arm is? Heb Ik niet als God en Vader de plicht bescherming te verlenen aan hen die enkel op Mij rekenen?” 2.10.67
De actuele miskenning en geringschatting van het vaderschap is waarschijnlijk de oorzaak van de onverschilligheid en zelfs het wantrouwen van sommige mensen tegenover de hemelse Vader.
Zijn onvergelijkbaar gezag en Majesteit vormen zijn aureool, dat enkel aanbiddende bewondering kan opwekken bij rechtschapen mensen. Bovendien is Hij geheel en al Liefde, de bron zelf van de Liefde, zoals we hierboven beschreven. Waarom is Hij dan bij zoveel mensen in ongenade gevallen? Waarschijnlijk omwille van zijn superieure grootheid die de eigenliefde kwetst van schijnbaar democratische geesten die aanhangers zijn van het egalitarisme.
Wij kunnen Hem natuurlijk niet behandelen als onze ‘makker’. Waar zouden dan het respect en de liefdevolle aanbidding blijven? Maar als we Hem respecteren, mogen we op vertrouwelijke wijze tot Hem spreken, van persoon tot persoon. Hij is in de hemel, ja, maar tegelijkertijd zo dicht bij ons!
Ja, laten wij gelukkig zijn dat wij een Vader in de hemel hebben, die ons bemint en die in onze harten aanwezig is. Een Vader aan wie niets ontsnapt dat ons aangaat en wiens aandachtige zorg tot in de kleinste details van ons leven te voelen is. Wij kunnen dus nooit overdrijven in ons vertrouwen en onze kinderlijke overgave!
Uit; De gedachten van Jezus’ Hart, R. Jaouen C.M., Uittreksels uit de Boodschap van de Barmhartige Liefde aan de Kleine Zielen, blz. 16-18.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.