HET HEILIG HART VAN JEZUS
Op 15 mei 1956 publiceerde Paus Pius XII de encycliek over de “Verering van en devotie tot het Heilig Hart“ ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van de beslissing van Pius IX om de Mis van het Heilig Hart, die tot dan toe was voorbehouden aan bepaalde bisdommen en religieuze families, uit te breiden tot de universele Kerk.
Dit nieuwe pauselijke document wilde duidelijkheid brengen aan allen die, reeds voor het Tweede Vaticaans Concilie, deze devotie in twijfel trokken en deze niet alleen ontkenden maar zelfs lasterden.
Neen, deze devotie die door verschillende Pausen (waaronder Paus Paulus IV) warm werd aanbevolen, is verre van ouderwets of achterhaald.
Pius XII gaat zelfs zover dat hij de verering van het Heilig Hart ‘dé religieuze daad bij uitstek’ noemt. Door deze verering niet ernstig te nemen, zouden wij ons schuldig maken aan lichtzinnigheid. De Kleine Zielen moeten haar, meer dan wie ook, in hun geestelijk leven een ereplaats toekennen. Zij beschouwen de ‘Boodschap’, waarvan zij de apostelen en ijverige verspreiders zijn, als een zuiver uitvloeisel van het ‘Barmhartig Hart van Jezus’.
1. De redenen voor onze devotie tot het Heilig Hart
1.1. Deze verering, deze devotie heeft vooral het fysiek Hart van Onze-Lieve-Heer tot voorwerp. Dit hoeft ons niet te verwonderen, aangezien de Persoon van Christus aanbeden kan worden in zijn twee naturen. In zijn lichaam en in zijn ziel, waarmee het Woord van God zich wezenlijk verenigd heeft. Hier vereren wij dat gedeelte van het lichaam dat, samen met het hoofd, het edelste is, namelijk het Hart.
Iedereen weet dat dit orgaan een weerslag krijgt van alle hartstochten of emoties van de ziel, voornamelijk deze die zijn liefde uitdrukken. Het is natuurlijk niet de oorzaak van de liefde, maar een echo ervan.
Welnu, de liefde van Jezus is niet alleen de liefde van een God, die daardoor oneindig is, maar ook de liefde van een absoluut volmaakte Mens. Het Hart van Jezus wordt terecht gebuikt als symbool van zijn Liefde, die tegelijkertijd goddelijk en menselijk is. Door ons zijn Hart te geven; “Ziehier het Hart dat de mensheid zozeer heeft bemind”, geeft Jezus ons tegelijkertijd de Liefde van een vrijgevige Reddende God en de liefde die klopte in zijn mensenhart. In deze concrete en tastbare vorm begrijpen wij de Liefde van God veel beter. Deze Liefde is letterlijk ‘onbe-grijp-elijk’. We lezen in de Boodschap over dit onderwerp:
“Mijn kind, ge zijt zeer eng betrokken bij een groot mysterie: de ondoorgrondelijke Liefde van mijn goddelijk Hart voor alle mensen.” 31.10.65
Paulus herinnerde de Efeziërs dus terecht aan de “grote liefde waarmee God ons heeft liefgehad” (Ef.2,4).
1.2. Anderzijds is de Liefde de directe oorzaak van alles wat God heeft ondernomen voor de mensen.
Het is uit liefde dat Hij ons heeft geschapen, om ons niet alleen deelgenoten te maken van zijn Wezen, maar ook van zijn Zaligheid, terwijl Hij van in alle eeuwigheid aan ons dacht. Het is uit liefde dat Hij zijn Zoon in de wereld heeft gezonden om ons te verlossen: “Zozeer immers heeft God de wereld lief gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat de wereld zou worden gered” (Joh. 3,6-17). Het is uit liefde dat Hij ons heiligt, om ons in staat te stellen om op een dag deel te kunnen hebben aan zijn geluk in datgene wat men in de theologie de ‘zaligmakende liefde’ noemt.
De wonderlijke gaven van zijn liefde zijn: de goddelijke Eucharistie – evenals de andere sacramenten -‚ de H. Geest, de H. Maagd Maria, de Kerk zelf, en niet te vergeten alle persoonlijke en bijzondere genaden die God graag schenkt aan elke ziel.
Al deze gaven ontspringen aan het Heilig Hart van Jezus, dat door de lans van de soldaat doorboord werd. Indien wij het H. Hart niet zouden vereren op de wijze die het toekomt, zouden wij het zwaar te kort doen. En dan begrijpen we waarom Paus Pius XII zo aandrong en deze ‘zoete vorm van devotie’ zo aanprees. Wie deze weldaad, door Jezus Christus aan zijn Kerk geschonken, onderschat, handelt slecht en roekeloos en beledigt God zelf.
Voor ons is het belangrijk stil te staan bij de houding die de Kleine Zielen moeten aannemen tegenover het H. Hart.
2. Om Jezus waardig te zijn, moet de liefde van de Kleine Zielen volgende eigenschappen bezitten:
2.1. Nederig zijn
Laat ons luisteren naar wat de Boodschap zegt over dit onderwerp:
“Mijn Hart neigt zich met tederheid over wie zich vernedert.” 4.10.67
“Er zijn royale gebeden die mijn goddelijk Hart diep ontroeren: het gebed van de nederigen in de zuiverste broederlijke liefde.” 9.1.67
“De nederigheid, die mijn Hart zo dierbaar is, ontbreekt in uw ziel.” 24.2.69
Deze laatste woorden zijn bestemd voor hen die de oproepen tot liefde afwijzen en die in een staat van onverschilligheid en zonde vervallen.
2.2. Vertrouwen
“Denkt niet dat ge te onwaardig zijt om Mij te benaderen. Ik zal u de heilige stoutmoedigheid geven van de kinderen Gods. Want met heel de tederheid van mijn Hart heb Ik u allen lief zoals ge nooit zult bemind worden.” 11.4.67
“Bemint Mij met een hart vol vertrouwen.” 28.1.67
“Uw liefde, dat weet ge, stemt mijn Hart opgetogen. Maar Ik zou oneindig verdrietig zijn als ge aan Mij twijfelde.” 15.5.67
“Wie op Mij al zijn vertrouwen stelt, al zijn hoop, die is het gezegende kind van mijn Allerheiligste Hart.” 9.9.67
En verder, vol overgave:
“De liefdevolle overgave treft Mij op lieflijke wijze in mijn goddelijk Hart.” 21.4.72
2.3. Als onze liefde waarachtig en intens is, heeft ze invloed op het Hart van Jezus.
“Kent ge de macht van een klein kind? Op het hart van zijn ouders? Op het Hart van zijn God?” 13.11.66
“Ge kent uw invloed op mijn Hart niet.” 14.4.67
2.4. Hartstochtelijk
Onze liefde voor Hem zou zo hartstochtelijk moeten zijn, als de liefde van alle Heiligen, die de volledige betekenis begrepen van het gebod ‘Gij zult de Heer uw God beminnen, met heel uw hart, met heel uw ziel, met heel uw kracht’. In dit verband houdt Jezus ons het voorbeeld van de bekeerlingen voor ogen, die beminnen zonder berekening en die zich ten volle geven.
“De bekeerlingen, kind, waren en zijn de hartstochtelijkste minnaars van mijn goddelijk Hart. Meer dan anderen vatten zij de waarde van de liefdeblijken die ze van Mij ontvangen.” 9.11.66
Dat is trouwens de reden waarom Hij onverschilligheid verafschuwt;
“De onverschilligheid kwetst mijn Hart wreedaardiger dan de lans die het doorboorde.” 12.4.68
3. Hoe kunnen wij onze liefde uitdrukken?
3.1. We moeten ons realiseren dat onze weigering om Hem te beminnen tot gevolg kan hebben dat we zijn goddelijke vriendschap verliezen en dat we daardoor ten onder kunnen gaan.
“Wat is deze tijd smartvol voor mijn Hart! Moet Ik dan in mijn onmacht zoveel bitterheid doorstaan omdat ge weigert Mij te beminnen met al de eerbied die ge Mij verschuldigd zijt?”11.9.68
“Mijn Hart dat vol liefde is siddert smartelijk, omdat ze niet openstaan voor de Waarheid. Ze stellen alle hoop op hun gouden kalf, overladen het met eerbewijzen, eerbewijzen bestaande uit compromitterend geschipper en ondeugd.” 10.12.68
3.2. Wenen om onze zonden en die van de wereld
“Beween veeleer de zonden van de wereld, die zo smartelijk het Hart van uw Vriend treffen”. 3.7.67
“Smeek onverpoosd om vergeving voor de zonden die ononderbroken mijn goddelijk Hart kwetsen.” 10.10.67
3.3. Zonden weer goed maken
“Maak door veel liefde de tekorten, de beledigingen en de krenkingen goed, die mijn goddelijk Hart vandaag zullen kwetsen.” 27.2.67
3.4. Hem troosten
“Mijn Kleine Zielen zullen mijn goddelijk Hart troosten. Met almaar meer tederheid en edelmoedigheid. Zo zullen ze de liefdedorst lessen die Mij kwelt.” 19.1.67
“Troost vandaag mijn goddelijk Hart door veel liefde.” 11.3.68
“Harten waarin Ik mijn toevlucht zoeken kan, vind Ik niet veel; ze zijn in beslag genomen door hun ijdelheden. ” 22.2.67
3.5. Hij vraagt ons te bidden, met Hem verbonden te blijven, bij zijn Hart uit te rusten en Hem steeds weer onze liefde te verklaren.
“Zeg Mij en herhaal Mij deze woorden: ik bemin U! Als een gloeiende straal dringen ze diep in mijn goddelijk Hart en branden daar heerlijke wonden.” 9.8.66
“Ik wil u hebben daar waar gij zijt, onbegrepen, heel en al verscholen in het Hart van uw God.” A1
Zie de wijd open armen van uw God. Kom rusten aan mijn goddelijk Hart, mijn welbemind kind, en vergeet al uw zorgen.“ 16.2.66
“Mijn Hart is uw heiligdom. Daar houd Ik mijn lief kind gevangen.” 15.6.66
Hij houdt ons voor dat zijn Hart de ‘onschendbare schuilplaats van de goddelijke liefde’ is. (29.7.07); en dat wij zijn Hart kunnen dwingen wanneer wij met aandrang bidden.
“Dwing mijn goddelijk Hart.” 6.7.68
“Wanneer ge bidt, laat dan uw zorgen buiten bij de deur. Maar als de zwakheid dit verhindert, kom dan met de zorgen uw toevlucht zoeken aan mijn Hart. Ik zal er mijn deel van overnemen.” 27.8.68
3.6. Hij verheugt zich over onze inspanningen
“Uw inspanningen, kindertjes, om te getuigen voor uw God, vervullen mijn Hart met zoete vreugde.” 29.3.72
3.7. Ze moeten ingegeven worden door de liefde, die ons genoeg kracht zal geven om het lijden te aanvaarden.
“Wie lijdt vertoeft dicht bij mijn Hart.” 14.7.70
3.8. Zo zullen wij de genade verkrijgen te beminnen wie ons kwaad doet.
“Beminnen wie u bemint houdt geen enkele verdienste in. Maar beminnen al wie u kwaad doet, daardoor verwerft ge de hemel en het Hart van uw God.” 13.3.67
“God is Liefde” (1 Joh. 4, 16). Hoe kon Hij het ons beter duidelijk maken, dan door ons zijn Hart te laten zien? Een ‘mens met een hart’ kan ons bekoren en veroveren. Waarom zouden wij onverschillig blijven, wanneer het gaat om het Hart van een God dat zelfs niet te vergelijken is met het hart van de beste mens?
Deze devotie heeft Jezus zelf ons willen inprenten in een tijd waarin het jansenisme hoogtij vierde ‘de donkerste dwaling, de gevaarlijkste die ooit de hel uitbraakte’, omdat zij de zielen afkeerde van de H. Eucharistie. De devotie tot het H. Hart is waarlijk de school van de liefde. “Wij aarzelen niet om de devotie tot het Allerheiligste Hart van Jezus voor te stellen als de meest doeltreffende school van de goddelijke liefde” (Pius XII). En daarmee is zij meer dan genoeg gerechtvaardigd.
Als we deze devotie in de praktijk brengen, hoeven wij, Kleine Zielen, het goddelijk oordeel niet te vrezen.
“De Kleine Zielen van mijn goddelijk Hart staan onder mijn bescherming.” 27.3.70
“In de tederheid van mijn Hart zal Ik u oordelen. Ge kent de liefde die Ik voor u gevoel.” 27.3.67
Wat kunnen wij nog meer zeggen ten voordele van deze devotie, de bestaansreden van de Kleine Zielen? Zij ontspruiten immers als het ware uit het Barmhartig Hart van Jezus, uit zijn zijde die met een lans doorboord werd, om de wereld beter de ‘onmetelijke rijkdommen’ van de liefde van God te leren kennen. De mensen hebben deze liefde zo hard nodig. Nooit zullen zij hun leven kunnen beteren, als zij zich niet resoluut tot Hem wenden, de Enige die hen kan helpen om hun problemen en hun moeilijkheden op te lossen en hen kan troosten bij hun beproevingen.
“Komt allen tot Mij die uitgeput zijt en onder lasten gebukt, en Ik zal u rust en verlichting schenken” (Mt. 11,30).
Uit; De gedachten van Jezus’ Hart, R. Jaouen C.M., Uittreksels uit de Boodschap van de Barmhartige Liefde aan de Kleine Zielen, blz. 19-23.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.