Wie niet wordt als een kind

67080930_2119685718324486_2812427186231836672_nWie niet wordt als een kind

Door Frank Arits

Deze zin klinkt ons bekend in de oren. Het is een van de vele zinnen die Jezus gesproken heeft en die neergeschreven werden in het Nieuwe Testament. “Wie niet wordt als een kind, kan het Rijk der Hemelen niet binnen!” luidt de volledige zin. Hij geeft ons zeker te denken. Daarom willen we er wat tijd aan besteden en er eens rustig over mediteren.

Het woord ‘kind’ valt ons al meteen op en is hier beslist een kernwoord. Een kind is een mens van nog jonge leeftijd. Bepaalde lichamelijke en geestelijke aspecten moeten zich nog voltrekken en ontplooien. Desondanks is een kind toch al volledig mens, in het klein weliswaar. Enerzijds heeft het een lichaam met gevoelens, intellectuele capaciteiten en psychische rijpheid, alles aangepast aan zijn eigen niveau. Anderzijds bezit het ook een grote ontvankelijkheid en onbevangenheid. Wanneer Jezus spreekt over ‘een kind’ heeft Hij dit laatste zeker voor ogen. Het kind als mensje met een nog grote graad van zuiverheid en openheid op vele vlakken.

Typisch voor een kind is dat het iets ondubbelzinnig kan aannemen. Wanneer gezagspersonen of ouders het kind iets vertellen, zal het dit zonder veel vragen voor waarheid nemen. Wanneer het dit doet, zal het meestal ook consequent opvolgen wat het voor waar heeft aangenomen. Het zal woord en daad op elkaar afstemmen en vooral gewetensvol handelen op zijn eigen kinderlijke wijze. Een gemeend gesproken woord zal dus op een kind een grote uitwerking hebben. Daarom heeft men als volwassene ook de plicht een kind niet te beliegen of met een kluitje in het riet te sturen. Dat zou zeer oneerbiedig en een groot bedrog zijn voor de onschuldige kinderziel. Het kind kan in verwarring komen als het uiteindelijk achter de waarheid komt. Het kan dus in één ogenblik in zijn vertrouwen naar grote mensen toe geschokt worden. De gevolgen daarvan kan men nauwelijks inschatten. Ze kunnen zeer verstrekkend zijn en in het verdere leven negatief doorwerken. Eveneens kan het gevoel van veiligheid dat een kind heeft bij volwassenen een flinke deuk krijgen. Er rust dus een grote verantwoordelijkheid op ouders.

‘Zijn als een kind’ is voor Jezus in een ‘gezegende toestand’ zijn. Het is de bestaanswijze waarop een mens ontvankelijk en gevoelig is zeker voor God en zijn openbaringsgeschiedenis. De bijbelse woorden vinden weerklank in een zuiver, kinderlijk en eenvoudig hart. Nederig onderkent de mens dan wie hijzelf en wie God is. Dit hart wordt hevig bewogen door de liefde van de Heer. De openbaring van het Nieuwe Testament wordt levend, ze krijgt armen en benen en is in deze toestand zeker geen holle taal meer.

Ook het intellect van de mens mag zijn plaats hebben. Maar een rationalisme dat enkel zichzelf bewierookt en in technische en moeilijke constructies zichzelf en God verliest, is hiermee dus niet bedoeld. Alles heeft zijn plaats en kan tot zijn recht komen. Jezus vraagt enkel ‘openheid van hart’, ontvankelijkheid voor zijn zorg en liefde voor iedere mens. Wanneer men dan ook in die zin zijn kind-zijn verliest, is men eigenlijk alles kwijt. Het Schriftwoord zegt immers toch dat men eerst het Rijk Gods moet zoeken zodat al de rest u erbij gegeven zal worden. Het ‘kind-zijn van hart’ en het Rijk Gods vallen als het ware samen en vormen een hecht duo. Het ene hoort bij het andere, het ene leidt naar het andere en De Andere, God zelf dus. Dit alles zet men op het spel als het kind-zijn verloren gaat.

‘Zoekt en gij zult vinden’ is wederom zo’n ronkende zin die in dezelfde richting gaat. God die zich laat vinden als men ‘oprecht’ naar Hem zijn schreden richt. God wil ons ontmoeten van ‘hart tot hart’. ‘Zijn als een kind’ is een stap naar de grote en goede God. Hij heeft ons het kind-zijn als gave geschonken. Wanneer wij die gave aanvaarden, doen we eigenlijk niets anders dan antwoord geven. Angst hoort dan ook niet bij God, Hij die vriendelijk Licht is. Wij kunnen ons geheel aan Hem toevertrouwen. ‘Zijn als een kind’ moeten we dan ook als een kostbare gave koesteren. We moeten er ook gretig gebruik van maken bij de Godontmoeting wanneer wij bidden. De Heer immers geeft richting en zin aan ons leven. Zonder uiteindelijk en waarachtig doel voor ogen wordt alles uitzichtloos. Daarom ook is het ‘kind-zijn’ zo belangrijk. Je vindt het tevens terug in de zaligsprekingen met name “zalig de zuiveren van hart, want ze zullen God zien”. Dat is de fonkeling in de kleine stralende kinderogen die ontroert. Men merkt er iets van God zelf in. God die zich meedeelt in de zuiverheid van een kind. Dat maakt gelukkig en geeft kracht, moed en voldoening.

De hemeldeuren staan voor ieder van ons open. Met de beschreven gesteltenis van het ‘kind-zijn’ wordt het een groot feest dat op aarde bij momenten voelbaar en bijna aanraakbaar wordt maar eerst in de Hemel zelf zijn diepste voltooiing krijgt. Laten we het erop wagen want we hebben er niet ‘niets’ maar wel ‘veel’ bij te verliezen.

Uit; Het Legioen Kleine Zielen, Tijdschrift van het Legioen Kleine Zielen van het Barmhartig Hart van Jezus, Hasselt, 38ste Jaargang nr. 1, Maart 2010, blz. 13-15.