DE KLEINE ZIEL EN DE HEILIGE COMMUNIE
Het heilig Sacrament van het kostbaar Lichaam en Bloed van onze Heer Jezus Christus, is voedsel voor onze ziel, is drank voor onze ziel. Het heilig Sacrament van zijn kostbaar Lichaam en Bloed als hét voedsel voor de kleine ziel. De kleine verborgen Jezus voor een kleine, verborgen ziel. De kleine verborgen Jezus voor een grote wereld, die zich geeft aan een kleine ziel met een missie en boodschap van Barmhartige Liefde voor geheel de wereld.
“De kleine boodschapster van mijn liefde”
Op straat, thuis, in de kerk, bij het ontwaken, bij het slapen gaan, tijdens een bezoek, na een bezoek, tijdens haar gebed, na een gesprek, een moeilijkheid… Als Jezus tot haar spreekt en boodschapt, als zij tot Jezus spreekt, als zij spreken met elkaar, het kan overal en altijd zijn. Waar ook, wanneer ook.
De verrezen Heer is niet gebonden aan tijd en ruimte. Is het niet dat Hij op de eerste dag van de week, met Pasen, temidden van de leerlingen staat, terwijl de deuren van de zaal gesloten waren! Ze hadden zich opgesloten. Ze waren bang. En dan staat de verrezen Heer in hun midden, geen inbeelding, geen spook, geen geest. Hij staat daar, in hun midden, toont hun Zijn Lichaam, de wonden in zijn Lichaam. Zijn verheerlijkt Lichaam dat de kruiswonden draagt. Het is echt. Hij laat zich aanraken, Hij eet wat brood, wat vis. Hij is waarlijk uit de dood opgestaan, verrezen! Met een verheerlijkt Lichaam is Hij in hun midden en spreekt tot hen, tot hun hart, en schenkt hen zijn Geest, een Geest van verzoening en goddelijke Barmhartigheid: “ontvangt de heilige Geest. Aan wie Gij de zonden vergeeft zijn ze vergeven, en aan wie ge ze niet vergeeft zijn ze niet vergeven” (Joh. 20,22-23). Hij schenkt hen de geest van zijn Barmhartige Liefde, die verzoent, vergeeft, wonden geneest. Met een verheerlijkt Lichaam staat Hij in hun midden, terwijl de deuren van de verblijfplaats gesloten waren, niet aan tijd en ruimte gebonden, en Hij toont aan die éne, Thomas, en door hem aan ieder van ons, zijn zijde, de openbaring van zijn Goddelijke Barmhartigheid! Het Lichaam van de Verrezene heeft een Hart. Een Hart gevuld met Barmhartige Liefde, met een Goddelijke Barmhartigheid, die met ons communiceert en Zich aan ons geeft en meedeelt. En het is niet zozeer Thomas die de geopende zijde aanraakt, als wel Thomas die door de Verrezen Heer en zijn Goddelijke Barmhartigheid wordt aangeraakt; hij komt op dat ene moment van aanraking tot die uitroep: “Mijn Heer en mijn God!” (Joh. 20,28).
Overal en altijd kan de Verrezen Heer ons tegemoet treden en ons roepen: “Kom hier…”. Op een heel bijzondere wijze, die Hij zelf heeft gewild, komt Hij tot ons in de Eucharistie. Zoals Hij die zelf heeft ingesteld, tijdens het paasmaal: “Dit is mijn Lichaam dat voor U gegeven wordt”(Lc. 22,19), “Dit is mijn Bloed, dat voor U vergoten wordt” (Lc. 22,20).
Op heel bijzondere manier komt het intiem gesprek tot stand in de Eucharistie. Bij de consecratie. Bij de Communie. Gesprek wordt stilte. Stilte is ook bidden. Gesprek wordt aanbidding, een aanbiddelijke blik.
J: En dit, kind, is dat inbeelding? … Enkele ogenblikken maar, een gewone aanbiddelijke blik, en Ik vernieuw u helemaal. (25 februari 1966)
J: Twee blikken die elkaar kruisen. Twee harten die zich verenigen. (bij de consecratie, 15 maart 1966)
Een aanbiddelijk woord: “Mijn Heer en mijn God”. Een zwijgen, zoals bij de Communie op 27 april 1966:
M: Mijn God, ik heb U lief… Wat kan ik U anders zeggen?
J: Zeg niets. Uw zwijgen zegt alles.
M: O Geliefde, wie zal ooit kunnen begrijpen welke wonderen Gij in de zielen bewerkt.
Gesprek wordt vereniging, communio. Een één-zijn van Jezus en de ziel.
J: Hier zijn wij beiden, gij en Ik… (12 februari 1966)
Hij is dan zo dichtbij:
M: Ik ben zo dichtbij U Jezus, ik bemin U zozeer!
J: Vanmorgen waart ge nog dichter bij Mij. (18 februari 1966)
En Jezus zelf ziet naar deze vereniging uit:
J: Met welk een genot neem Ik elke morgen uw ziel in bezit. Ik ben! Gij zijt! Wij zijn! (17 maart 1966)
J: (voor de communie) Zo nabij, zo nabij! Ik ben even ongeduldig om met uw hart te versmelten als gij om in Mij op te gaan. (9 mei 1966)
En wie het sacramenteel Lichaam van Christus ontvangt, het heilig Sacrament des altaars, wordt nog meer ingelijfd in het mystieke Lichaam van Christus, de Kerk. Als het ene lidmaat lijdt dan lijdt het andere mee. We dragen elkaar, we bidden voor elkaar. Christus draagt ook op voor elkaar te bidden. Wie het sacramentele Lichaam van Christus ontvangt, draagt zorg in het bijzonder voor de zielen die behoren tot het mystieke Lichaam van Christus. In het heilig sacrament is Jezus geheel aanwezig, Lichaam en Bloed, Ziel en Godheid van Jezus. Dit sacrament verbindt ons met zielen, kleine zielen, zielen die gebed nodig hebben:
J: Hier zijn wij beiden, gij en Ik… Draag uw communie op voor deze ziel. Ze heeft het nodig. (12 februari 1966)
In de heilige Communie smaken we de grootheid van Zijn liefde. Toen Marguerite het druk had met de voorbereiding van de plechtige Communie van haar jongste zoon:
J: Hecht aan de dingen niet meer belang dan ze hebben en ge zult er niet verstoord door raken. Wilt ge de grootheid van mijn liefde smaken, dan moet ge zeer klein blijven. (28 april 1966)
Het allerheiligst Sacrament des altaars waarin we Hem ontvangen die het “Brood uit de Hemel” (Joh. 6,51) is, doet ons op deze Hemel meer en meer richten, doet ons meer naar het hemelse verlangen:
J: Groei in mijn liefde. Kom mijn welbeminde, kom! Hoe kleiner ge wordt, des te meer zult ge de vreugde kennen, te beminnen, u zelf te geven, u zelf te verloochenen. Wees belust op hemelse goederen. Hadt ge er enig idee van! De volheid der liefde is niet van deze wereld. (…) In de zwakheid openbaart zich mijn kracht. (2 maart 1966)
Dit verlangen naar de Hemel dat tijdens de Mis en in de heilige Communie gevoed wordt, is niet een “naar de hemel staren” (Hand.1,11). Het voedt tegelijk ook het verlangen de wereld in te gaan om “de kleine boodschapster van zijn liefde” te zijn. Je kunt je daarin als kleine ziel zwak voelen, maar Zijn kracht komt juist in zwakheid tot ontplooiing. In dit geestelijk voedsel van de Eucharistie rust Hij je toe met zijn Geest, zoals Jezus haar tijdens de Communie toevertrouwt:
J: Mijn Geest spreekt tot uw geest en mijn Hart tot uw hart. (2 maart 1966)
Het geestelijk voedsel van de Eucharistie wakkert in ons hart het missionaire verlangen en vuur aan:
J: Hoe groter uw verlangens, des te groter uw liefde. Verlang met al uw krachten naar het Rijk van mijn liefde in de wereld! Verlang naar mijn glorie! Verlang naar de bekering van de volkeren! En verlang naar de vrede voor al mijn kinderen! (na de Communie, 16 mei 1966)
Waartoe is Hij op aarde gekomen? “Vuur ben Ik op aarde komen brengen. En hoe verlang Ik dat het reeds oplaait” (Lc. 12,49). Waartoe komt Hij tot ons, in de Communie? Om dit vuur en verlangen aan te wakkeren in onze ziel.
Nadat de verrezen Heer aan de twee leerlingen van Emmaüs is verschenen en zij Hem herkend hebben aan “het breken van brood” (Lc. 24,35), de Eucharistie, is de verrezen Heer opnieuw verschenen aan zijn apostelen. Hij heeft hen wederom moeten overtuigen dat het geen inbeelding was, dat Hij het werkelijk was, met een verheerlijkt Lichaam. Hij gaf hen toen de opdracht naar de volkeren te gaan, de vergeving van de zonden te verkondigen. Ze moeten apostelen zijn van de Goddelijke Barmhartigheid en van de Barmhartige Liefde, aan alle volkeren. Daartoe worden ze met de Geest toegerust. Om die Geest moeten ze bidden.
Het heilig Sacrament, Jezus zelf, ontvangen vraagt zorg en voorbereiding. Het heilig Sacrament vraagt om eerherstel, zo blijkt ook uit één van de vroegste boodschappen:
J: Mij aan een verstokte zondaar geven is een heiligschennis. Ik heb mijn kinderen de vrijheid gegeven, te kiezen tussen goed en kwaad.
Een enkele acte van berouw is de deur waarlangs Ik met spoed de gekwetste ziel van de zondaar binnenga. Heb Ik dan niet mijn Bloed voor allen vergoten? (A9)
En de zorg:
M: Ach Heer, wat zou Ik graag hebben, dat U in een zuiver en oprecht hart werd ontvangen!
J: Oprechtheid is voldoende voor Mij. Mijn tegenwoordigheid zuivert hen van fouten. Wat Ik van u verlang: heiligheid in woord en daad. Een onverdeeld hart in een onverdeelde ziel. ( 31 maart 1966).
Bovenal is er de dankbaarheid voor dit grootste sacrament:
M: Jezus, hoe kan ik U danken voor het geluk dat Gij me elke dag schenkt in de heilige Communie!
J: Lief kind, Ik deel uw geluk. (bij de Communie, 4 juni 1966).
Dank U, Jezus, voor zo’n Barmhartige Liefde die U ons, kleine zielen, schenkt in het Sacrament van Uw kostbaar Lichaam en Bloed, in de heilige Communie!
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.