De H. Communie op de tong en geknield ontvangen: Paus Benedictus XVI drong erop aan
Herhaaldelijk – o.m. tijdens zijn reis naar Frankrijk – heeft Paus Benedictus XVI de wens te kennen gegeven dat de gelovigen de heilige Communie op de tong en geknield zullen ontvangen. Mgr Athanasius Schneider, hulpbisschop van Kazakhstan, legt deze wens van de Paus uit in zijn boek Dominus est [De Heer zelf is er].
Waarom, Monseigneur, hebt U dit boek uitgegeven?
Er is geen twijfel aan: het gaat om een urgente zaak, zelfs buitengewoon urgent. Op tal van plaatsen in de wereld, behoudens enkele uitzonderingen, is het uitreiken van de heilige Communie een banaal en ordinair moment geworden. Ik durf te zeggen dat het ontdaan is van zijn heilig en subliem karakter, in zo’n ernstige mate dat er nauwelijks een precedent van te vinden is in de geschiedenis van de Kerk. Men kan niet aan de indruk ontkomen dat men in ruime mate aan die toestand gewend is geraakt. Het is dan ook hoog tijd de gewetens en gevoelens wakker te schudden om de herders en de gelovigen er werkelijk van bewust te doen worden wat er gebeurt, als zij op het ogenblik van de heilige Communie geconfronteerd worden met de nederige Eucharistische gedaanten. God de Heer zelf – werkelijk en waarachtig – hebben zij voor zich, waarlijk en wezenlijk aanwezig, met Zijn Lichaam en Zijn Ziel, met Zijn godheid, met heel Zijn goddelijke Persoon. Derhalve: Dominus est – de Heer zelf is er aanwezig!
In uw boek vermeldt U – haast met emotie – de grote eerbied van de eerste Christenen voor de geconsacreerde Hostie. Hoe valt uit te leggen dat deze eerbied verdwenen is in onze westerse landen?
Als een levendige eerbied voor en verering van de Eucharistische gedaanten in de westerse landen verloren zijn geraakt, dan komt dat naar mijn mening doordat het geloof verzwakt is. Het geloof in het bovennatuurlijke is aangetast. In het centrum van de aandacht en van het leven, zowel persoonlijk als liturgisch, geeft men een veel grotere plaats aan het menselijke, aan het natuurlijke, dan aan het bovennatuurlijke, aan Christus zelf. Het besef van het bovennatuurlijke, van de genade, van het mysterie, van de Hemel en van de eeuwigheid is minimaal geworden.
Men zegt zo vaak dat een volwassen geloof geen behoefte heeft aan die gebaren en riten, die uit het verleden zijn overgekomen.
Laten we eerst en vooral eens vaststellen dat Christus niet heeft gezegd: ‘Als ge niet wordt als volwassenen, zult ge het Koninkrijk der Hemelen niet binnengaan’. Hij heeft precies het tegenovergestelde gezegd: ‘Als ge niet opnieuw wordt als kleine kinderen, zult ge het Koninkrijk der Hemelen zeker niet binnengaan’ (Mt 18,3). En dat is nu juist een centraal thema van het onderricht van onze Verlosser en van heel het Nieuwe Testament. God zelf is kind geworden. Voor de heidense godsdiensten en de Griekse filosofie van de oudheid, zoals trouwens ook voor heel de Grieks-Romeinse cultuur ten tijde van Jezus Christus, telde het kind nauwelijks mee. Er werd alleen maar om gelachen. Het is kenmerkend dat de gnostische Christenen van de tweede eeuw, om te beginnen met Marcion, categorisch de kindsheid verworpen hebben, zodanig zelfs dat deze gnosis de evangeliën van de kindsheid van Jezus Christus verwijderd heeft. Des te uitdagender lijken in dit verband deze woorden van Jezus of evenzeer die van Zijn Apostelen, als bijv. Sint-Petrus schrijft: ‘Weest als pasgeboren kinderen begerig naar de geestelijke, onvervalste melk die u wasdom zal schenken ter zaligheid’ (1Petr 2,2). Wat is ons ‘verleden’ anders dan de Christus zelf, en ook de Apostelen, hun geschriften, hun voorbeeld? Wij willen er niet van weten dat allerlei nieuwe inzichten van de gnosis, van het pelagianisme, noch van eender welk hedendaags naturalisme, binnendringen in het leven van de Kerk en zo openlijk hun stempel gaan drukken op het liturgische leven.
De Communie, op de tong ontvangen, schijnt men te beschouwen als iets uit het verleden, waarop men niet kan terugkomen. Denkt U dat een bisschop in zijn bisdom deze praktijk zou kunnen aanmoedigen?
Juridisch gesproken is de Communie op de tong de gewone vorm van communiceren, terwijl de Communie op de hand vanuit canoniek oogpunt altijd nog een uitzondering vormt op de algemene norm, dat is dus een ‘indult’ (iets waarvoor toestemming gegeven moet worden).
Aanmoedigen de Communie op de tong en geknield te ontvangen – dat zou een van de meest weldadige en noodzakelijke maatregelen moeten zijn, die een bisschop vandaag de dag behoort te treffen in zijn bisdom. Maar vanzelfsprekend altijd met goedheid en geduld! Men kan de Kerk alleen krachtig vernieuwen en herstellen als men uitgaat van de Eucharistie: dan alleen zullen andere pastorale maatregelen (verkondiging, charitatieve activiteit) blijvende vrucht dragen.
Ik had nooit kunnen denken dat er op mijn boek zoveel positieve reacties zouden komen: meer dan tachtig bisschoppen en kardinalen hebben mij geschreven en mij ook bedankt. Ontelbare leken – vooral jongeren – en ook bekeerlingen hebben mij dankbrieven geschreven: ik heb er ontvangen uit Japan, Australië, de Verenigde Staten, Zuid-Amerika, Italië, Frankrijk, Duitsland, Polen en Rusland, om slechts enkele landen te noemen.
Wat de communie op de hand betreft en zeker ook betreffende andere zaken, zo lijkt het wel, zijn de gedachten van de Vaders van het Tweede Vaticaans Concilie volledig gepasseerd. Hebben wij volgens U een hervorming van de liturgische hervorming nodig om tot datgene te komen wat de Concilievaders eigenlijk wensten?
Er is geen twijfel aan dat we behoefte hebben aan een waarachtige hervorming van de liturgie. Ongelukkig genoeg zijn de wensen van de Concilievaders slechts ten dele gerealiseerd. Bepaalde zaken die wij nu zien in de actuele vorm van de liturgie, zouden hun geheel vreemd zijn voorgekomen. Naar mijn mening zitten wij nog steeds te wachten op een ware hervorming zoals de Concilievaders die gewild hebben. Ik beschouw de huidige liturgische vorm als iets voorlopigs, als een toestand ‘ad experimentum’, d.w.z. in een experimenteel stadium.
De Heilige Vader heeft voorzeker de eerste noodzakelijke stap in die richting al gezet met zijn Motu proprio Summorum Pontificum. Er zal veel gebeden moeten worden, bewijzen van veel geduld en bovennatuurlijke geest zullen er getoond moeten worden, om geleidelijk aan te komen tot realisering van de intenties van het Concilie, op de basis die gelegd is met Summorum Pontificum. Men zou aldus voorzichtig tot verrijking kunnen komen, en dat op goed georganiseerde manier, van de buitengewone vorm van de Romeinse ritus, uitgaande van de wijze intenties van de constitutie Sacrosanctum Concilium, die in de praktijk reeds het bewijs van hun grote waarde hebben getoond. Dat hoop ik!
Bron: L’Homme Nouveau (nr 1430, 11-10-2008), Loic Mérian
Franse vertaling: Michel Hourst; Nederlandse vertaling (uit het Frans): L.A.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.