Boek van de Barmhartige Liefde (Hoofdstuk 22)

Uittreksels uit de eerste vier boeken van de

“De Boodschap van de Barmhartige Liefde aan de Kleine Zielen”

van 1965 tot en met 1995

over het “Levend boek van de Barmhartige Liefde”

Hoofdstuk 22

De intimiteit van God tot de mensen, en omgekeerd

Deze Boodschap toont de zielen de intimiteit van een God en zijn schepsel.

B1-438: B 29-7-70

De intimiteit van een God met zijn schepsel geeft u ieder ogenblik wat uw menselijke natuur ontbreekt, namelijk het verstaan van de hemelse dingen, de kennis en de verachting der ijdelheden (vergankelijkheid of nietigheid) van deze jammerlijk ontaarde wereld.

B2-273: B 19-1-78

Luistert naar de Stern van uw God. Ze wordt een stil geruis! Ze wordt tederheid! Ze geeft onderricht! Ze dringt aan! Ze dringt aan en tenslotte stelt ze eisen zonder evenwel te dwingen.

B4-239: B 3-2-92

Op een dag kom Ik in het leven van ieder mens, wie hij ook zij. Dan volstaat het zijn hand uit te steken om Mij te grijpen. Maar voor velen ben Ik slechts het voorwerp van hun ziekelijke verbeelding. Ze zijn niet in staat om de redplank te grijpen die Ik hun aanreik (de enige manier om gered te worden).

B4-384/385: B 16-8-92

Het Hart van de Godmens is nooit ongevoelig voor de roep van de ziel die Hem dierbaar is. Het Hart van de Godmens is medelijden en vergeving (barmhartigheid). Het is ook liefde en bescherming.

B4-655: B 27-6-95

Ik schenk u Mijn Leven Gij schenkt Mij uw leven

Ik schenk u de Hoop Gij schenkt Mij uw vertrouwen

Ik schenk u hemelse Goederen Gij schenkt Mij uw zwakheid.

In deze wisselwerking doen we allebei ons voordeel; gij wint het eeuwig Leven en Ik uw zieltje.

B1-106: B 7-6-66

De ziel moet zich in de Liefde hernieuwen. Intiem leven met Mij is hoegenaamd niet mogelijk zonder deze vernieuwing. Alles geschiedt in Mij, door Mij en met Mij.

B1-179: B 13-11-66

Wat Ik van u verlang, geliefden, is de heilige stoutmoedigheid van kleine kinderen, intieme omgang met uw God. Zoete en liefdevolle overgave van uw ziel in Mij. Vreest niet Mij te zeggen en te herhalen dat ge Mij liefhebt.

B1-212: B 27-1-67