Apostelharten om Mijn liefde te bezingen en te verkondigen
Door Z.E.H. Luc Vanstraelen
Op 30 mei 1979 zegt Jezus tegen Marguerite:
“leder mens is een deel — klein of groot — van Mijn mystiek lichaam. Alle delen ervan zijn onderling verbonden om één geheel te vormen. De hooggeplaatste leden gehoorzamen evenzeer als de ondergeschikten aan hetzelfde beginsel; de heilige Geest die hen verenigt!”
Het ‘mystieke lichaam van Christus’ is een uitdrukking die ons welbekend in de oren klinkt. Maar vanwaar komt deze uitdrukking? Wat betekent ‘mystiek’? Wie of wat is dat lichaam? Veel gelovigen denken dat de uitdrukking ‘mystieke lichaam’ van Sint Paulus komt. Maar hierin vergissen zij zich. Wanneer hij het heeft over de afzonderlijke leden van de Kerk die samen één geheel vormen spreekt sint Paulus wel over een lichaam. Niemand is minder waardig dan de andere. Alle mensen, alle leden vormen samen één geheel zoals de ledematen van een mens samen één lichaam vormen. De term ‘mystiek lichaam’ is sinds de plechtige Pauselijke brief “Unam sanctam” van paus Bonifatius VIII in 1302 in kerkelijke documenten de algemeen gebruikte naam voor “de Kerk” geworden. De uitdrukking ‘mystieke lichaam’ zou voor het eerst gebruikt zijn door Willem van Auxerre. Hij stierf in 1231. Paus Pius XII wijst in zijn encycliek “Mystici Corporis” op het voordeel van deze benaming. Zo kan je gemakkelijk onderscheid maken tussen het fysieke lichaam van Christus, geboren uit de maagd Maria, dat op mysterievolle wijze aanwezig is in de eucharistie en het maatschappelijk lichaam van de Kerk, waarvan Christus het Hoofd en Bestuurder is. De heilige Geest verenigt in dat lichaam alle leden. “Door zijn Geest aan zijn broeders die Hij uit alle volken samengeroepen heeft, mee te delen, heeft Hij hen op geheimvolle wijze tot zijn lichaam gemaakt.” Zo lezen wij in de constitutie over de Kerk, Lumen Gentium in nr. 7. En sint Paulus schrijft in 1 Kor. 12,13: “Want wij allen, Joden en Grieken, slaven en vrijen, zijn in de kracht van een en dezelfde Geest tot één lichaam gedoopt, en allen zijn wij doordrenkt van één Geest.” In de Catechismus van de Katholieke Kerk staan in nr. 781 – 810 ook enkele verhelderende teksten over de Kerk, volk van God, lichaam van Christus. Tempel van de heilige Geest.
“De vergelijking van de Kerk met een lichaam werpt een licht op de innige band tussen de Kerk en Christus. Zij is niet alleen rondom Hem verzameld; zij is in Hem, in zijn lichaam verenigd. Drie aspecten van de kerk, als lichaam van Christus, dienen hier in het bijzonder naar voren gebracht te worden: de eenheid van alle leden onderling door hun vereniging met Christus; Christus als hoofd van het lichaam; de kerk als bruid van Christus.” (C.K.K. nr. 789)
Het geheim van de vereniging van de gelovigen in Christus door de heilige Geest is een strikt geloofsgeheim. Wie gelooft in het woord van God en ledemaat wordt van het lichaam van Christus, wordt nauw verenigd met Hem. Dit gebeurt door de sacramenten. Vooral het doopsel dat ons verenigt met de dood en de verrijzenis van Christus. – “Door de doop in zijn dood zijn wij met Hem begraven, opdat ook wij, zoals Christus door de macht van zijn Vader uit de doden is opgewekt, een nieuw leven zouden gaan leiden. Want indien wij als het ware vergroeid zijn met zijn dood, moeten wij Hem ook volgen in zijn opstanding, (Rom. 6,4-5). – en de eucharistie, ‘waardoor wij waarlijk deelhebbend aan het lichaam van Christus, verheven worden tot de gemeenschap met Hem en met elkaar.’ (Lumen Gentium 7) bekleden hier een belangrijke plaats.
In dit lichaam wordt het leven van Christus uitgestort in de gelovigen, die door de sacramenten op mysterievolle en reële wijze met de gestorven en verheerlijkte Christus verenigd worden. (Lumen Gentium nr. 7)
In de Kerk bestaat eenheid in verscheidenheid. Dit wil zeggen: niet iedereen moet hetzelfde doen. Er zijn verschillende manieren om hetzelfde geloof te beleven. Maar men moet wel steeds leven onder hetzelfde Hoofd, Jezus Christus en zijn plaatsvervanger hier op aarde, onze heilige Vader de Paus.
“De eenheid van het lichaam heft de verscheidenheid van ledematen niet op. ‘Ook bij de opbouw van het lichaam van Christus heerst er verscheidenheid van ledematen en functies. Eén is de Geest, die zijn verschillende gaven tot nut van de kerk verdeelt overeenkomstig zijn rijkdom en noodzaak van bedieningen.” (C.K.K. nr. 791) Sint Paulus schrijft klaar en duidelijk: “Welnu, u bent het lichaam van Christus, en ieder van u is van dit lichaam een onderdeel. Nu heeft God in de gemeente allerlei mensen aangesteld, allereerst apostelen, vervolgens profeten, en verder leraren; voorts is er de gave om wonderen te doen, te genezen, te helpen, te besturen en in talen te spreken. Niet iedereen kan apostel zijn, of profeet, of leraar. Kunt u allen wonderen doen? Hebt u allen de gave om te genezen, in talen te spreken en uitleg te geven?” (1 Kor. 12,27-30)
De eenheid van het mystieke lichaam bewerkt en stimuleert onder de gelovigen de liefde. ‘Als daarom één lid lijdt, delen alle leden in het lijden en evenzo, als één lid geëerd wordt, delen alle in de vreugde’. Tenslotte overwint de eenheid van het mystieke lichaam van Christus iedere menselijke verdeeldheid. ‘Want gij allen die in Christus zijt gedoopt, zijt met Christus bekleed. Er is geen jood of heiden meer, er is geen slaaf of vrije, er is geen man of vrouw; allen tezamen zijt gij één persoon in Christus Jezus’ (Gal. 3,27-28) (C.K.K. nr. 791)
Christus is het hoofd van het lichaam dat de Kerk is, schrijft Paulus in Kol. 1,18. De eenheid van Christus en de Kerk, de eenheid van het Hoofd en de ledematen van het lichaam, houdt ook in dat er in die persoonlijke relatie toch een duidelijk onderscheid van deze twee is. Om dit aan te duiden worden verscheidene beelden gebruikt. Bijvoorbeeld: Jezus Christus is de Bruidegom en de Kerk is de Bruid. In de Apokalyps van Johannes lezen wij: “Toen kwam een van de Zeven engelen met de zeven schalen die gevuld waren met de zeven laatste plagen, naar mij toe en zei: ‘Kom! Ik zal u de bruid, de vrouw van het lam tonen.’ (Apok. 21,9)
Het beeld van de wijnstok en de ranken is ons ook goed bekend. (zie Joh. 15) Paulus spreekt over de geestelijke tempel, met Christus als hoeksteen of als fundament. “Want door Hem hebben wij beiden in één Geest toegang tot de Vader. Zo bent u dus geen vreemdelingen en ontheemden meer, maar medeburgers van de heiligen en huisgenoten van God, gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, waarvan Christus Jezus zelf de hoeksteen is. Op Hem, die het hele bouwwerk in zijn voegen houdt, groeit het uit tot een heilige tempel in de Heer. Op Hem wordt ook u mee opgebouwd tot een woning van God, in de Geest.” (zie: Ef.2, 1822) Het meest bekend is het beeld van het lichaam met zijn vele ledematen die alle verschillend zijn en toch bijeen horen en samenwerken. Dit beeld werd in de Oudheid al vaak gebruikt om de samenhorigheid van een gemeenschap te belichten. Paulus heeft in zijn eerste verkondiging deze beeldspraak toegepast op de Kerk om haar eenheid in verscheidenheid naar voor te brengen. Maar tegelijkertijd liet hij al aanvoelen dat deze gemeenschap iets heel bijzonders is.
Want de heilige Geest werkt in deze gemeenschap. Hij verbindt de leden niet alleen onderling, met elkaar, maar ook met Christus.
Wij kunnen het als volgt samenvatten:
In het mystieke Lichaam van Christus worden drie aspecten van de Kerk als lichaam van Christus samen benadrukt:
* de eenheid van alle leden onderling door hun vereniging met Christus;
* Christus als hoofd van het lichaam;
* de Kerk als Bruid van Christus.
Paulus eindigt zijn betoog als volgt:
Het is niet omdat men verschillende functies bekleedt in het Lichaam van Christus, dat men daarom meer zou zijn dan de andere. “Uit kracht van de genade die God mij gegeven heeft zeg ik tegen ieder van u: Acht uzelf niet hoger dan u kunt verantwoorden, denk over uzelf met bedachtzaamheid, ieder naar de maat van het geloof dat God aan hem heeft toebedeeld. Want Zoals het menselijk lichaam vele ledematen heeft en niet alle ledematen dezelfde functie hebben, zo vormen wij allen tezamen in Christus 6én lichaam, en ieder afzonderlijk zijn wij elkaars ledematen. De geestelijke gaven die wij bezitten, verschillen naar de bijzondere genade die ieder van ons is geschonken. Is het de gave van de profetie, gebruik die dan in overeenstemming met het geloof. Is het de gave van dienstbetoon of van lering, leg u dan toe op dienstbetoon of onderricht. Wie anderen kan bemoedigen, moet dat doen. Wie iets heeft uit te delen, moet het zonder bijbedoelingen wegschenken. Als u leiding geeft, doe het met ijver, als u barmhartigheid bewijst, doe het blijmoedig.” (Rom; 12, 3-8)
De Boodschap van 30 mei 1979 zegt verder:
Jezus: “De belangrijkste gave in de Geest is edelmoedigheid in dienst van de liefde. Andere gaven vormen een onderlinge harmonie: eenvoud van de kinderen Gods in kleinheid en deemoed als fundering van elk goddelijk bouwwerk. Mijn gaven zijn ontelbaar en ieder ontvangt het deel dat bij hem past in de mate van wat hij kan geven”.
Wij denken hier aan de parabel van Jezus over de talenten. Het woordje ‘talent doet ons denken aan een natuurlijke begaafdheid, een gave, een aanleg of een bekwaamheid. Zo heb je bv. een muzikaal taltent, of een talent voor tekenen of talen. Een talent wordt als iets positief gezien. Maar dit is een afgeleide betekenis. In de tijd van Jezus was een talent een geldeenheid van grote waarde. Eén talent had de waarde van 6000 Romeinse denariën of Griekse drachmen. Zo werd in de parabel van de werkers van het elfde uur bv. de landeigenaar het met de arbeiders van het eerste uur eens om die dag voor 1 denarie in zijn wijngaard te gaan werken. (Mt. 20, 2) Eén denarie was toen het dagloon van een arbeider. Wanneer de eigenaar aan zijn slaven vijf, twee en een talent toevertrouwt, dan geeft hij aan de eerste een som die gelijk is aan 30000 daglonen (= meer dan 100 jaar als dagloner werken), aan de tweede 12000 en aan de derde 6000 denariën. Jezus heeft het hier over enorme bedragen, die zeker tot de verbeelding van zijn toehoorders spraken.
Waarom gaf de heer aan de eerste dienaar vijf talenten en aan de derde slechts één? Waarom gaf hij aan een andere slaaf er drie? Omdat hij wist dat niet iedere dienaar even verstandig, handig, ondernemend of bekwaam was om met een gelijke hoeveelheid talenten om te gaan. Hij gaf aan ieder van hen naargelang hun mogelijkheden. En hij verwacht ook dat ieder die eigen mogelijkheden ten volle zal gebruiken. Ook wij bezitten niet allemaal eenzelfde hoeveelheid aan gaven of talenten. De ene mens kan al meer dan de andere en gene is al bekwamer dan deze. Maar wij kunnen en moeten allemaal evenveel teruggeven aan God. Wiskundig gezien lijkt dit onmogelijk. En toch is het zo. God vraagt niet het onmogelijke.
Om dit beter te kunnen begrijpen lezen wij nu opnieuw een gedeelte van deze boodschap. Mijn gaven zijn ontelbaar en ieder ontvangt het deel dat bij hem past in de mate van wat hij kan geven. Wie over meer mogelijkheden of talenten beschikt moet ook meer teruggeven. Wij zullen nooit gelijk zijn aan elkaar. Maar als je alles geeft wat in je zit ben je wel evenwaardig aan elkaar. Niet de hoeveelheid telt, maar de volledige gave van zichzelf. Gods wegen zijn anders dan onze wegen. Hij rekent niet met dezelfde getallen en maatstaven als mensen doen. Zijn gedachten zijn de onze niet. Vandaar dat de profeet Jesaja, eeuwen geleden, al kan schrijven: “Want uw gedachten zijn niet mijn gedachten, en mijn wegen zijn niet uw wegen – godsspraak van de Heer. Want zoals de hemel hoger is dan de aarde, zo gaan ook mijn wegen uw wegen te boven, en mijn gedachten uw gedachten.” (Jes. 55, 8-9)
Jezus zegt niet: “leder ontvangt het deel dat bij hem past in de mate van wat hij kan VERWERKEN, maar wel: ieder ontvangt het deel dat bij hem past in de mate van wat hij kan GEVEN.” Het is weer de andere die op de eerste plaats komt. Liefde is geven … geven … geven … en nog eens geven … altijd weer opnieuw … geven!
In het vervolg van zijn Boodschap verklaart Jezus nu zelf wat Hij feitelijk bedoelt. Hij doet dat met een concreet voorbeeld.
Jezus: “Er zijn rozen en kleine veldbloemen. Voor ieder van hen zijn er verschillende voedingsstoffen; maar om te ontluiken en haar voile schoonheid te geven heeft de veldbloem eigenlijk evenzeer als de roos behoefte aan iets speciaals, dat uit dezelfde Liefde voortkomt. Als ze allebei aan God hun hoogste schoonheid geven, staan ze bij Hem even hoog en op hetzelfde peil. De roos dringt tot Hem door met haar parfum. De kleine bloem bekoort zijn Hart met haar sierlijkheid en broosheid”.
Wanneer wij, ieder volgens onze eigen talenten en mogelijkheden, geven wat wij kunnen, zal God ons op gelijke manier danken en belonen.
Nu geeft Jezus in het laatste deel van deze boodschap aan zijn Kleine Zielen een heel concrete opdracht mee.
* Hij heeft niet zozeer mensen nodig die het goed kunnen uitleggen.
* Hij heeft niet zozeer behoefte aan heel bekwame organisatoren.
* Hij heeft niet zozeer nood aan slimme theologen.
Deze mogen en moeten er allemaal zijn.
Maar…
Jezus heeft vooral mensen nodig
* met een hart
* die spreken vanuit het diepste van hun hart.
* mensen uit één stuk,
* voor wie zijn woord geen theorie is
* die zelf beleven wat zij zeggen
Jezus: “In de huidige tijd heb Ik vooral getuigenharten van mijn Liefde nodig; toevluchtharten om er de kracht van mijn werking in te ontplooien; heilige harten, levende voorbeelden van het mijne; apostelharten, om mijn liefde te bezingen en te verkondigen; barmhartige harten, naar het beeld van mijn Hart.”
Jezus vraagt mensen die bereid zijn om van en voor Hem te getuigen. Dit getuigenis moet komen vanuit het hart en niet alleen vanuit het verstand.
Getuigen met heel je hart is ieder ogenblik van je bestaan leven als getuige. Getuigen met heel je hart is beleven wat jij Zo dikwijls belijdt bij het uitspreken van het woordje “Amen”.
* Ik bevestig dat het zo is.
* Ik ga daarmee akkoord en ik wil mij ook inzetten voor de verwezenlijking van wat ik geloof met heel mijn hart, heel mijn ziel en al mijn krachten.
* Met andere woorden: ik wil mij engageren met heel mijn persoonlijkheid, met al mijn talenten en met alle mogelijkheden die ik bezit.
Samengevat: Ik wil dus volledig voor dit ideaal leven en indien nodig ook ervoor sterven.
Zulke getuigen zoekt de Heer. Mensen uit één stuk. Mensen die rechtlijnig kunnen en durven leven.
Jezus vraagt getuigenharten van zijn Liefde.
Hij vraagt mensen die in en door hun leven getuigen van God en zelf leven vanuit de goedheid, de ontvankelijkheid en het gegeven zijn van hun hart. Alleen dan kun je getuige zijn van de Liefde met een hoofdletter. Alleen dan kun je een oprechte, waardevolle en overtuigende getuige zijn van Jezus zelf. In zijn Oneindige barmhartige liefde heeft Hij zichzelf geschonken. En dat doet Hij nog altijd. Iedere dag weer opnieuw schenkt Hij zich aan de mensen, tot losprijs van hun zonden. Hij is onze Redder uit het kwade. Hij blijft voor altijd bij ons in de Eucharistie als voedsel ten leven op onze weg naar de hemel.
Jezus zoekt toevluchtharten.
Hij zoekt onbaatzuchtige mensen die gedreven door Zijn liefde. Hij zoekt mensen die open staan voor de noden en verzuchtingen van medemensen. Hij zoekt mensen van wie het hart vrij is van bijbedoelingen en winstbejag of streven naar eigen roem. Hij zoekt mensen bij wie anderen altijd terecht kunnen. Hun enige zorg moet zijn doorheen hun liefde de liefde van de Heer te laten schijnen. God wil zich laten helpen. Hij heeft mensen willen nodig hebben om zijn werk hier op aarde in iedere tijd verder te zetten.
Op 05 juli 1992 zegt Jezus: “Mijn kind, Ik heb uw blik nodig om de Mijne te weerspiegelen. Ik heb uw lippen nodig om aan iedereen het Woord van het Leven te verkondigen. Ik heb uw hart nodig. Geef Mij uw hart, zodat het het Mijne wordt, om nog meer te houden van de ongelukkige zondaars die hun ondergang tegemoet gaan. Weiger Mij niets, geef u over”.
Wij kennen allen afbeeldingen van een Christusbeeld zonder armen, handen of voeten. In de collegiale kerk te Levroux in Frankrijk zag ik eens dit beeld van Christus: los van het kruis, zonder hoofd, zonder armen, zonder handen en met doorboorde voeten. Het was of Jezus tot mij zei:
“Jij bent mijn hoofd om aan het goede voor de anderen te denken. Jij bent mijn ogen, om rondom je te kijken. Jij bent mijn oren om naar je medemens te luisteren. Jij bent mijn mond mijn woord te Spreken. Jij bent mijn armen om in liefde te omhelzen. Jij bent mijn handen om te zegenen. Jij bent mijn voeten om naar de andere te gaan en de Blijde Boodschap van mijn Barmhartige Liefde uit te dragen. Jij bent mijn hart om te beminnen, gratis en zonder voorkeur of onderscheid. Ik heb jou dit alles gegeven. Ik verwacht alles van jou. Ik heb nood aan echte Kleine Zielen, die de ware weg van de liefde tonen aan hen die er zich van verwijderen door hun zelfgenoegzaamheid.”
In het hart van een echte Kleine Ziel is er steeds plaats en tijd om de andere met liefde en geduld te ontvangen. Nooit mag iemand tevergeefs bij haar een toevlucht zoeken of er beroep op doen. Vang de mensen op in mijn naam …. zegt Jezus.
Jezus vraagt heilige harten.
Hij vraagt van zijn Kleine Zielen dat ze een weerspiegeling zijn van de heiligheid van zijn Hart. Daarom moeten wij elke dag weer opnieuw streven naar heiligheid.
Op 04 november 1993 zegt Jezus:
Jezus: “Kinderen, hecht aan de dingen niet meer belang dan ze hebben. Bevrijd uw zielen van de zorgen die u terneerdrukken. Wilt ge dat Ik het doe voor u, dat Ik bemin in uw plaats, dat Ik van u heiligen maak? Wel, laat Mij dan handelen in het diepste van uw harten. Ik zal in uw plaats spreken. Ik zal in uw plaats liefde en vastberadenheid zijn in de vervulling van de taken die op u rusten”.
Een Kleine Ziel wil zichzelf kunnen vergeten en de Heer vanuit zijn hart doorheen heel zijn leven laten spreken. Jezus vraagt doorzichtigheid om van uit het diepste van onze zie zijn liefde en zijn heiligheid uit te stralen. Dan pas zullen wij naar buiten uit getuigen zijn van zijn heiligende liefde.
Jezus vraagt apostelharten om zijn Liefde te bezingen en te verkondigen.
Apostel betekent gezonden om te getuigen. Het hoort tot de roeping en tot de opdracht van elke Kleine Ziel om de liefde van de Heer in zijn grote barmhartigheid, maar ook in zijn grote rechtvaardigheid aan iedere medemens bekend te maken. Dit doen 2ij niet alleen met woorden, maar vooral doorheen de daden. God liefhebben en zijn liefde uitdragen moet als het ware een tweede natuur worden. Een Kleine Ziel is per definitie een missionaris van de barmhartige liefde van God. Iedere Kleine Ziel is een gezondene. Zij gaat iedere dag weer opnieuw op weg naar elke medemens, zonder onderscheid. Haar hart staat open voor lief en leed en zij ziet de andere met de ogen van God. Een Kleine Ziel heeft altijd tijd voor de andere, omdat zij altijd tijd heeft voor God. Het hart van een Kleine Ziel is een apostelhart, dat gezonden is om het Hart van God bij de medemens te brengen.
Zo zou het toch moeten zijn …
Jezus is ook op zoek naar barmhartige harten.
Liefde en barmhartigheid gaan samen. Het een kan niet zonder het ander. Wanneer jij naar Jezus kijkt, weet jij meestal, zonder enige twijfel, wat je te doen staat!
Jezus besluit deze boodschap met deze zending:
Jezus: “Ik heb nood aan echte Kleine Zielen, die de ware weg van de liefde tonen aan hen die er zich van verwijderen door hun zelfgenoegzaamheid”.
Laat ons bidden.
Heer Jezus Christus, Gij verwacht heel veel van uw Kleine Zielen. Ik wil mijn best doen om te leven volgens uw wil. Moge uw Boodschap mij iedere dag weer inspireren tot daden van edelmoedige liefde en van liefdevolle edelmoedigheid. Maak van mijn leven een geloofwaardig getuigenis van mijn oprechtheid en mijn gegeven zijn aan U. Moge uw evangelie voor mij geen dode letter zijn, maar een bron van leven.
Ik bid heel in het bijzonder voor uw uitverkoren “niemendalletje” Marguerite, die Gij vanuit deze wereld bij U geroepen hebt om nu voor eeuwig te verblijven in de vreugde van uw oneindig barmhartige liefde.
Moge zij, vanuit de hemel, haar geliefde Kleine Zielen steunen en verder begeleiden in uw Naam. Dat vraag ik U, op voorspraak van onze Moeder, de heilige maagd Maria, die is en blijft uw schitterende en lichtende “Ster van Hoop en Vertrouwen”. Amen.
Uit: Het Legioen Kleine Zielen, Tijdschrift van het Legioen Kleine Zielen van het Barmhartig Hart van Jezus, 37ste Jaargang nr. 4, December 2009, blz. 30-41.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.