Luc Vanstraelen: Gij weet dat ik U bemin

Gij weet dat ik U bemin…

Door Z.E.H. Luc Vanstraelen, interdiocesane proost, Vlaanderen

Mijn lieve Kleine Zielen,

Ik heb het al meer dan eens gezegd en geschreven, maar wil het toch nog eens herhalen: wanneer je de Boodschap van de Barmhartige Liefde aan de Kleine Zielen leest, wordt je als het ware langs alle kanten gegrepen en omringd door liefde. Wij ontdekken Liefde met een hoofdletter en liefde met een kleine letter, goddelijke Liefde en menselijke liefde, oneindige Liefde en eindige liefde, volmaakte Liefde en gebrekkige liefde, alles omvattende Liefde en beperkte liefde, zichzelf wegschenkende Liefde en eigenliefde, standvastige liefde en twijfelende liefde, vrijmakende liefde en verstikkende liefde… kortom, heel de Boodschap dompelt ons onder in een bad van liefde.

Jezus zelf spoort ons voortdurend aan om te groeien in zijn liefde. Wij mogen geen grenzen stellen aan ons hart. “Mijn liefde omhelst de hele wereld. Verruim uw opvatting van de liefde naar deze maat” zegt Jezus op 2 juni 1968. Op 19 februari 1992 lezen wij: De wereld is door corruptie en de geniepige aanvallen van de vijand der zielen verduisterd. Jezus moedigt ons aan niet op te geven, want, zegt Hij: “De liefde is een kracht die bekwaam is te volharden, te hopen en te strijden” (18 februari 1992).

Wij stellen dus vast dat de wereld Gods liefde niet erkent. Meer nog, de wereld heeft er weinig of geen aandacht voor. Zoals Marguerite op 11 juli 1978 vragen ook wij ons bekommerd af: Mijn God, hoe kan ik U doen beminnen in deze wereld die onverschillig is voor de echte Liefde?

Jezus: “Door te beminnen zult gij Mij doen beminnen”. 

Omdat wij gelovige mensen zijn mogen wij hierop, zoals Marguerite, antwoorden: Gij weet dat ik u bemin.

Laten wij nu even verder kijken naar het antwoord van Jezus. Marguerite meent heel oprecht wat zij zegt. Haar antwoord komt vanuit het diepste van haar hart. Maar in plaats van haar te feliciteren en te beamen dat zij inderdaad goed haar best doet om echt van Hem te houden, en dat Hij dat heel fijn vindt, gaat Jezus in zijn antwoord ineens een heel andere richting uit.

Jezus: “Om echte liefde te worden moet ge alle zielen beminnen”.

Jezus schakelt ineens over van het hebben naar het zijn: Je moet niet alleenliefhebben, je moet echte liefde worden. Ons liefhebben krijgt een diepere inhoud. Iedere Kleine Ziel moet er naar streven zodanig lief te hebben dat hij of zij uiteindelijk hier op aarde een zichtbaar en tastbaar beeld wordt van de liefde van God. En dat niet alleen voor vrienden en kennissen, maar voor alle mensen, zonder onderscheid van ras of taal of geslacht of afkomst. Het onvergetelijke getuigenis dat Johannes over God neerschreef in zijn 1e brief, wordt nu een levende opdracht voor ieder van ons.

“God is Liefde”, zegt Johannes.

Gij moet liefde worden”, zegt Jezus. En dat kan je alleen maar door alle mensen te beminnen.

Hier weerklinkt weer eens de fundamentele opdracht van ieder christen mens, de kernopdracht voor ieder godsdienstig leven, het enige en voornaamste gebod, waarin alle andere geboden en voorschriften hun bestaansrecht vinden. Je kunt de Heer uw God slechts beminnen met heel je hart, heel je ziel en al je krachten, wanneer je de medemens met dezelfde liefde bemint als Jezus zelf je lief heeft. Om zo te kunnen liefhebben moet ik liefde worden. Heel mijn denken, spreken en handelen, vertrekt dan vanuit Zijn liefde. Het is er als het ware een vanzelfsprekend gevolg van. Slechts wanneer wij daar in slagen zullen wij ten volle beantwoorden aan de wens die God voor zijn mensen voor ogen had toen Hij sprak: “Nu gaan wij de mens maken, als beeld van Ons, op Ons gelijkend” (Gen. 1,26). Hoe meer wij liefde worden, hoe meer wij op God zullen gelijken.

Maar Marguerite heeft op dat ogenblik niet door dat Jezus van golflengte veranderd is. Zij blijft maar verder praten over liefhebben. De tijd is voor haar nog niet rijp om volledig liefde te worden. Zij begrijpt niet wat Jezus bedoelt. En dus begeleidt Hij haar, en ook ons, als een goede leermeester, stap voor stap in haar verdere groei naar Hem toe. Hij schakelt opnieuw over naar het niveau dat zij op dat ogenblik aankan. Maar Hij verliest Zijn uiteindelijk doel geen ogenblik uit het oog. De apostel Paulus handelde – weliswaar in andere omstandigheden – op dezelfde wijze toen hij aan zijn geliefde Korinthiërs schreef: “Melk moest ik u geven, geen vaste spijs; die kondt gij nog niet verdragen” (1Kor. 3,2).

Zo is het ook dikwijls met ons gesteld. De opdracht die de Heer ons geeft begint soms heel klein en haast onopgemerkt. Het was bijvoorbeeld de bedoeling om maar even een handje toe te steken, maar het blijft niet bij dat ene handje. Samenkomen om te bidden en te vieren spreekt je wel aan. Maar stilaan kom je tot het inzicht dat het niet bij woorden mag blijven. Vrij vlug ontdek je dat alleen maar daden, slechts noodoplossingen zijn en dat er meer van je verwacht wordt dan vlug (en vrijblijvend) even te helpen. Zo tuimelen wij in de leerschool van de Heer. Tot de grote menigte sprak Hij heel dikwijls in gelijkenissen en parabels. Maar aan zijn leerlingen en apostelen gaf Hij uitleg. Zo opende Hij hen de ogen voor de opdracht en het engagement die in zijn woorden vervat liggen. Er is geduid nodig en kunnen wachten. Wij moeten niet willen lopen vooraleer wij kunnen kruipen. Durven geloven en Hem volledig vertrouwen, dat is de uitdaging waar Hij ons voor plaatst. Wanneer de tijd er rijp voor is zullen ons wel de ogen open gaan en verandert de melk die de Heer ons te drinken geeft in vaste spijs.

Ook de apostel Thomas geloofde niet in de verrijzenis van de Heer totdat Jezus zelf hem de gunst en de genade schonk van een tastbaar bewijs. Toen Thomas vanuit de grond van zijn hart uitriep: “Mijn Heer en mijn God”, sprak Jezus deze onvergetelijke woorden: “Zalig die niet gezien en toch geloofd hebben” (Joh. 20,28-29). Jezus verwijt niet, keurt niet af, maar verwijst naar een hoger ideaal, een betere levenshouding. Wanneer je op dit ogenblik nog niet bekwaam of gereed bent om te begrijpen of te aanvaarden wat Hij met je voorheeft, dan zal Hij niets forceren, maar je geduldig blijven begeleiden. Dit zien wij weer in onze tekst van de Boodschap. Marguerite heeft niet gemerkt dat Jezus van onderwerp veranderd is. Zij heeft de stap van liefhebben naar liefde worden nog niet door. Daarom gaat Jezus verder met datgene waar zij mee bezig is en wat zij op dat ogenblik kan begrijpen.

Toen Hij zei: Om echte liefde te worden moet ge alle zielen beminnen, antwoordde Marguerite: “Ik wil iedereen beminnen, maar menselijkerwijze gesproken is dat niet zo gemakkelijk gedaan als gezegd. Liefde laat zich niet dwingen en diep in het menselijk hart bestaat er altijd enige voorkeur. Wat moet ik doen?”

Liefde laat zich effectief niet dwingen. Onbewust speelt mijn eigen sympathie en antipathie mee en beïnvloedt mij, vooral bij de eerste contacten. Sommige mensen liggen mij goed, en met andere kan ik moeilijk opschieten. Wat moet ik doen?

Jezus antwoordt: “Als de liefde zich niet laat dwingen, beveelt men haar met de wil. Ge hebt geen idee van de kracht van de wil als het er op aan komt te beminnen. Geloof Mij, de wil kan met de liefde samensmelten tot hij helemaal opgaat in de gevoelsliefde. De wil en het gevoel zijn geen vijanden van elkaar; zij kunnen volmaakt en harmonieus samengaan om Mij die nederige lof van hun eenheid te brengen in de zielen die zich door hen laten vormen”.

Marguerite: “Mijn Jezus, zonder U kan men niet echt beminnen”.

Jezus: “Willen beminnen, dat is beminnen! En inderdaad, niemand kan beminnen tenzij door Mij…”

Laten wij bidden dat de Heer ons helpt om ons liefhebben te laten overgaan in liefde worden, naar het voorbeeld van Jezus, de barmhartige Liefde, van Wie wij zijn Menswording met Kerstmis vol vreugde herdenken.

Bron: ‘Het Legioen Kleine Zielen’, Tijdschrift van het Legioen Kleine Zielen van het Barmhartig Hart van Jezus, Uitgever Marcel Spreutels, Deurne, Driemaandelijks Tijdschrift, 36ste Jaargang, Nummer 4, December 2008, blz. 24-27.