Wolven… binnen de omheining

424051Door Pastoor A. Ory

(Uit: Tijdschrift ‘Het Legioen Kleine Zielen’, Juni 1977, blz. 18-26)

Wie de Boodschap van Marguerite leest wordt herhaaldelijk geconfronteerd met akelige en tragische waarschuwingen in verband met de noodsituatie in de Kerk: dwaalleer is binnengedrongen en wordt verspreid, niet alleen door buitenstaanders, maar ook en vooral door mensen die de sleutelposities bekleden. Luisteren wij naar Jezus’ woorden:

“Er zijn wolven in de schaapskooi. En daar ze met een schapenvacht bedekt zijn, voelen de rechtgelovigen zelf zich geheel van streek. Een bedreiging hangt boven mijn kleine lammeren. Men heeft een zesde zintuig nodig om de indringer te ontmaskeren” (28.9.66).

“Er zijn schurftige schapen in mijn schaapskooi. Ze zijn met een vreedzaam uiterlijk binnengedrongen en ze staan op de goede plaats om hun dwalingen te verspreiden” (16.4.67).

“Mijn meest onverzettelijke tegenstrevers komen niet steeds uit de kringen der tegenstrevers, maar men vindt hen ook vaak in de schoot van mijn Kerk” (1.12.66).

“De vermomming zal hun niet baten, want ze zullen als vijanden van God en van de Kerk herkend worden door hen die ze willen verleiden” (5.3.67). “Bid opdat verdedigers van het geloof, dat door de huidige scheuring op de helling is gesteld, in groot getal opstaan voor de goede strijd” (24.5.67).

Een woord ter verduidelijking

Voor zeer veel gelovigen is het nog onvoorstelbaar dat er wolven zijn binnen in de schaapskooi. Tot voor kort waren de christenmensen opgevoed in een blind vertrouwen op hun herder, om het even of het ging om de parochiepriester of een professor aan een theologische faculteit. Wat hij zei was waar, helemaal in de lijn van wat Jezus had gezegd: “Wie u hoort, hoort Mij” (Lc. 10, 16).

Daarom is het des te moeilijker voor diezelfde gelovigen argwaan te koesteren jegens sommige herders, ‘die op de goede plaats staan om hun dwaalleer te verkondigen’. Atheïsten, communisten en humanisten zijn eerlijke lui voor zover ze ‘openlijk’ het christendom bestrijden. Voor hen kan men op zijn hoede zijn.

Wanneer echter dwaalleer verkondigd wordt op de kansel, op de katheder, in de catechese of zelfs tijdens de liturgieviering, verwacht men dat niet. In deze omstandigheden is men vol vertrouwen en niet vol argwaan. Men heeft een zesde zintuig nodig om de dwaalleraren te ontmaskeren. Zij zullen echter herkend worden als vijanden van God en zijn Kerk in de mate de L.K.Z.-leden bidden voor verdedigers van het geloof, dat door de huidige scheuring op de helling is gebracht. Verschrikkelijke, eenvoudige, ongelooflijke en helaas toch ware boodschap van Jezus aan de misleide generatie van dit laatste kwartaal van de 20ste eeuw.

Vier Systemen

De kinderen van de duisternis zijn altijd sluwer geweest dan de kinderen van het licht. Ook hier blijft dit waar. Zij beschikken over een onoverzichtelijke reeks knepen, waarmee ze de gelovigen misleiden. Bij wijze van illustratie willen wij er een viertal ter sprake brengen.

  1. Een eerste afbraaksysteem bestaat uit de samenkoppeling van een tegenstelling en een aanknoping. Eerst bevestigt men een aanvaardbare stelling, vaak in vorm van contrast; daarna plaatst men deze in een concrete context waardoor de eerste betekenis totaal van zin verandert.
  2. Een tweede afbraaksysteem bestaat in het hanteren van twee magische begrippen: kader of structuur enerzijds en intentie of bedoeling anderzijds.
  3. Een derde afbraaksysteem is het kille doodzwijgen van bepaalde geloofswaarheden of het niet meer beoefenen van geloofspraktijken, die evenwel onvervreemdbaar zijn voor het voortbestaan van het christendom.
  4. Een vierde afbraaksysteem is het vervangen van een bestaande praktijk door een betere. Deze betere praktijk schakelt vaak een goede gewoonte uit en slaagt er zelf niet in gewoonte te worden. Na een vijftal loffelijke pogingen is er voldoende tijd verstreken opdat de bestaande goede gewoonte is afgestorven en de betere praktijk bewezen heeft onleefbaar te zijn. Hierdoor verspeelt men niet alleen de tien vogels in de lucht, maar ook de ene die men had in de hand.

Achtereenvolgens willen wij deze vier afbraaksystemen ter sprake brengen. Beginnen wij met de ‘tegenstelling – aanknoping’.

1) Tegenstelling – Aanknoping

Wie bijvoorbeeld zegt dat men ‘het goud niet mag aanbidden, maar alleen door de knieën mag gaan voor de God en Vader van Jezus’, huldigt een stelling die door alle weldenkende christenen kan worden bijgetreden. Wie evenwel op het feest van de ‘Aanbidding van het Kind Jezus door de drie Wijzen’ zegt dat men ‘alleen voor de God en Vader van Jezus mag door de knieën gaan’ zegt tezelfdertijd dat hij het pasgeboren Kind van Maria niet meer als God wenst te aanbidden. Dit is een geniepige, maar voor de gewaarschuwde lezer, een duidelijke uiting dat men tracht de godheid van Jezus vanaf zijn geboorte te ontkennen zonder er het uitzicht van te hebben. (..)

2) Twee magische begrippen: Kader en Intentie

Tegenwoordig zijn er heel wat begrippen uit het evangelie, die niet meer in de smaak vallen van onze wetenschappelijk gevormde generatie. Wij denken aan; de duivel, de boodschap van de engel Gabriël aan Maria, de wonderen, de verheerlijking van Jezus’ Lichaam op de berg Tabor, de lichamelijke opstanding uit de doden op de derde dag, de Hemel, de hel, het laatste oordeel, enz.”

Anderzijds is onze generatie als het ware gehypnotiseerd door een reeks horizontale begrippen, die niet zo duidelijk te vinden zijn in het evangelie. Wij denken aan het typisch marxistisch begrip van strijden voor rechtvaardigheid, aan het vrijmetselaarstrio: gelijkheid, broederlijkheid, vrijheid, aan het vervangen van het Rijk der Hemelen door de uitbouw van een aarde paradijs.

Gedurende eeuwen heeft men ‘strijd gevoerd tegen de Kerk’ met haar hemelse idealen, op basis van de humanistische idealen, die passen bij wereldopbouw. Tegenwoordig gaat men sluwer te werk nu men erin slaagt de Kerk ertoe te brengen te zwijgen over haar eigen idealen, die gespannen staan op het Rijk der Hemelen (heiligheid), om de boodschap van de horizontale -ismen te verspreiden als zijnde de nieuwe vertaling van het christendom voor onze tijd (exclusieve rechtvaardigheid). Meteen staan we voor de meest geraffineerde zelfvernietiging van de Kerk op het ogenblik dat men voorhoudt haar te vernieuwen als een feniks die oprijst uit zijn as.

Keizer Nero eiste ook van zijn oud-leraar Seneca dat hij zelfmoord zou plegen. Dat is voor de opdrachtgever altijd ‘properder’ dan een moord. Om de Kerk over te halen aan zelfvernietiging te doen hebben haar vijanden twee toverbegrippen bedacht: kader en intentie. Opdat de christenen hun eigen boodschap zonder tegenstribbelen zouden prijsgeven als waardeloos spul, leert men dat deze slechts behoort tot een voorbijgestreefd kader of tot de verouderde structuren. Wie is niet bereid een verouderd kader te vervangen door iets nieuws? Bij nader toezien, stelt men echter vast dat de ‘verouderde structuren’ die men wil overboord gooien niets anders zijn dan de meest typische dogma’s van de Kerk en zelfs het episcopaat dat als taak heeft te waken over het behoud van deze geloofswaarheden. Bij dat ‘voorbijgestreefd kader’ rekent men dan; o.m. de Godheid van Jezus, het Rijk der Hemelen, de duivel, de maagdelijkheid van Maria, de opstanding van Jezus op de derde dag, het credo enz.

Om de humanistische, marxistische en maçonnieke idealen door de gezagdragers in de Kerk te laten verkondigen, ook al treft men deze als zodanig niet (al te duidelijk) aan in het evangelie, leert men dat ze behoren tot de ‘eigenlijke intentie of bedoeling’ ervan.

Met behulp van het toverwoord ‘kader’ of ‘structuur’ slaagt men erin te beletten dat de Kerk haar eigen verticale boodschap brengt en door het tweede toverwoord ‘intentie of bedoeling’ slaagt men erin de Kerk de horizontale idealen van de moderne -ismen te laten verkondigen als de vernieuwde vorm van het christendom. Dit is reinste zelfvernietiging. De politieke theologie leert zo o.m. dat ook het evangelie een politieke vertaling nodig heeft. “Materiële trouw aan het evangelie (= aan het kader waarin het is ontstaan) staat gelijk met ontrouw aan de intentie ervan”.

3) Het kille doodzwijgen van geloofswaarheden

Vele moderne theologen zullen zich er voor hoeden overgeleverde dogma’s publiek aan te vallen, maar zij zullen ook nooit iets doen om ze nog langer in stand te houden. Denken wij bv. Aan; de Onbevlekte Ontvangenis van Maria of de werkelijke tegenwoordigheid van Jezus in de H. Eucharistie. Hetzelfde kan gezegd worden in verband met geestelijke oefeningen zoals het bidden van het rozenhoedje of de Aanbidding van het Allerheiligste.

Priesters met modernistische scholing [‘via moderna’] zullen nooit uitdrukkelijk iets zeggen of doen tegen deze dogma’s of praktijken. Hierdoor willen zij zich een imago van onschuld verwerven bij hun gehoor. Uit eigen beweging zullen ze nooit collega’s of gelovigen overhalen het rozenhoedje te bidden of de H. Eucharistie te aanbidden. Worden zij door de omstandigheden genoopt toch mee te doen met een ‘aanbidding of een rozenhoedje’ dan verkiezen zij wel een materiële medewerking boven het schandaal van weigering.

Op een studiedag over ‘eigentijds bidden’ kwamen een tiental degelijke en nieuwe gebedsvormen ter sprake o.m. plat op de buik liggen vóór een rol behangpapier om persoonlijke bedenkingen neer te schrijven over een evangelietekst. Uiteindelijk is dit zeer positief. Alleen het bidden van het rozenhoedje en de Aanbidding van het Allerheiligste kwamen niet ter sprake. Als uitleg voor deze reticentie werd door de verantwoordelijken aangehaald dat deze gebedsvormen reeds voldoende gekend waren. Dit is waar. Priester Poppe wist echter ook dat het bidden van het rozenhoedje en de Aanbidding van het Allerheiligste door iedereen gekend waren en toch heeft hij heel zijn leven geijverd voor een nog grotere beoefening van deze gebedsvormen. Het verschil tussen een christelijke en een modernistische priester bestaat hierin dat de ene alles doet voor- en de andere niets doet tegen bepaalde levensnoodzakelijke geloofswaarheden en geloofspraktijken.

Ofschoon de houding van ‘niets doen tegen’ de indruk geeft van onschuld, willen wij bij wijze van vergelijking aantonen hoe verderfelijk uiteindelijk deze houding is: “Een ontaarde moeder wenste niet dat haar pasgeboren kindje in leven bleef. Het wurgen of vergiftigen kon gevaarlijk worden voor haar als een dokter de doodsoorzaak zou moeten vaststellen. Zij zou het risico lopen als moordenares in de gevangenis te belanden. Daarom een vreedzame behandeling uitgedacht! De moeder liet haar boreling zijn eerste levensnacht zo maar doorbrengen in de kelder. Indien hij goesting had om voort te leven mocht hij dat rustig doen. De moeder heeft niets gedaan tegen zijn leven: geen vergif, geen kneep op de luchtpijp”.

Het geloof is als een pasgeboren baby. Verantwoordelijke priesters, die niets doen om essentiële dogma’s en geloofspraktijken in leven te houden zijn even schuldig als de moeder die haar boreling in de kelder legt…

4) Een betere praktijk!

Zelden heeft men een goede geestelijke oefening ‘afgeschaft’, zoals de kruisweg, het Lof, het rozenhoedje, de biecht, het avondgebed… Steeds is men begonnen deze godsdienstige gewoonten te vervangen door ‘iets beters’. Aan verouderde vormen moet men zich niet mordicus vastklampen. In vele scholen heeft men het dagelijks avondgebed vervangen door iets dat ‘aanspreekt’. Dit gebeurde een vijftal keren met succes en de zesde keer was de inspanning te groot, zodat de oude vorm verdween en de nieuwe het niet tot een gewoonte bracht.

De biecht werd zo vervangen door de gezamenlijke biechtviering, die alle geoorloofde en ongeoorloofde vormen heeft aangenomen. Iedereen heeft aan dit Sacrament gedokterd op zijn manier, omdat ‘de oorbiecht de jeugd niet meer aansprak’. Resultaat: de biecht is praktisch tot nul herleid.

Met de jeugdmis is het vaak ook zo verlopen. In de scholen bestaat er een apart lokaal voor geschiedenis en voor aardrijkskunde, maar voor de Eucharistieviering moest het apart lokaal; de kapel, vervangen worden door een kader ‘uit-het-leven-gegrepen’. Eerst werd er ‘gevierd’ door de priester-leraar op zijn kamer, daarna in het klaslokaal, vervolgens in een pracht van een kelder en tenslotte op een romantische zolder. Sindsdien ziet de parochiepriester deze jongeren, die ‘beter gewend zijn’ haast nooit meer in zijn kerk om de H. Mis bij te wonen.

Hieruit blijkt hoe gevaarlijk het is goede religieuze gewoonten lichtzinnig te vervangen, door betere en nieuwere vormen die meer ‘aanspreken’. Vaak valt de goede gewoonte weg en haalt de ‘creativiteit’ haar zesde poging niet.

Algemeen besluit

Momenteel ondergaat de Kerk een crisis die zeker tot de allerergste mag gerekend worden uit heel haar geschiedenis. Ze wordt niet meer van buiten aangevallen, maar van binnen. De wolven zijn binnengedrongen in de schaapskooi en ze bekleden de sleutelposities om er hun dwaalleer te verspreiden.

Tijdens de Franse Revolutie heeft men kerken afgebrand en priesters in ballingschap doen gaan. Het bloed van de martelaren werd echter zaad voor nieuwe christenen. Nu treden de priesters vrijwillig uit en breekt men voortdurend kerken af, omdat er geen gelovigen meer opdagen.

Eerst leren godsdienstleraren dat de jeugd nog alleen naar de kerk moet gaan en bidden als ‘ze-er-zin-in-hebben’; achteraf stellen ze vast dat de jeugd de grote afwezige is in de christelijke praktijk.

Het ergste van al is dat zeer vele priesters meewerken aan de innerlijke ontmanteling van de Kerk, zonder er veel erg in te hebben (zonder het in de gaten te hebben). Terwijl ze ijveren om een ‘vernieuwde Kerk’ op te bouwen, die vaak een Kerk is die Jezus nooit heeft gewild, breken ze Jezus Kerk af; tot op de grond. Terwijl ze menen God te dienen op een moderne manier, stellen zij zich op als media voor de duivel. Voor deze afbrekers van het geloof geldt Jezus’ woord van weleer aan de Joden: “Uw vader is de duivel en gij zijt bezig zijn werken te doen” (Jo. 8, 44).


Zeer Eerwaarde Heer Pastoor Armand Ory werd geboren te Hoepertingen (Belg. Limburg) op 10 januari 1927 en overleed, uitgeput van zijn noeste arbeid, in de Heer te Sint-Truiden op 9 november 2002. Hij werd priester gewijd te Luik op 22 juli 1952. Was leraar te Genk en te Borgloon en daarna gelijktijdig pastoor te Hendrieken-Voort en Gelinden (Belg. Limburg). Na zijn scheiding van de Kleine Zielen werd hij stichter-schrijver van “Sint-Lambertus kring”. Bij zijn overlijden hield dit op te bestaan. Zijn belangrijkste werk tijdens zijn leven was het aanbieden aan de H. Kerk van de “Funktionele Exegese”, boek met imprimatur van Mgr. Heuschen, over de historiciteit van de Evangeliën, en een aantal boeken waarin deze exegese op de Bijbel (N.T.) wordt toegepast.

Overlijdensbericht pastoor Ory: http://www.inmemoriam.be

Verdieping in de werken van pastoor Ory: Op de KULeuven KADOC  (Katholiek documentatiecentrum) zie hun website; https://kadoc.kuleuven.be

Bron: Tijdschrift ‘Het Legioen Kleine Zielen’, Orgaan van het Legioen Kleine Zielen van Het Barmhartig Hart van Jezus, Uitgever A. Terryn, Sint Niklaas, Vijfde Jaargang, Nr. 2, Juni 1977, blz. 18-26.