“Kindlief, ontvang de zalving van Mijn Geest”
Het leven van een kleine ziel is een geestelijk leven. De weg van een kleine ziel is een opgang in het geestelijk leven. En deze ‘opgang’ is een aan afdaling, een met Jezus afdalen tot in de zelfverloochening: “Wie mijn volgeling wil zijn, moet Mij volgen door zichzelf te verloochenen” (mt. 16,24).
Het leven van een kleine ziel is een geestelijk leven, dat gekenmerkt wordt door het gewone. Het gewone op een buitengewone wijze te doen. In liefde. In vereniging met de Liefde. Uit liefde voor Jezus en de naasten.
Dit geestelijke leven van een kleine ziel wordt bovenal gekenmerkt door vertrouwen op God. Het geestelijke kindschap Gods is niet iets louter ‘geestelijks’, het wordt ‘vlees en bloed’ in een kinderlijk vertrouwen op God, in een kinderlijke overgave aan Jezus.
“De geest die gij ontvangen hebt, is er niet een van slaafsheid, die u opnieuw vrees zou aanjagen. Gij hebt een geest van kindschap ontvangen, die ons doet uitroepen: ‘Abba, Vader’ (Rom. 8,15), zo schrijft de apostel Paulus aan de chirstenen van Rome.
Zoals een kind in de armen van zijn vader valt, zo dat je je toevertrouwt aan de Vader.
Een kleine ziel leeft vanuit en in deze Geest.
Meerdere keren spreekt Jezus door Marguerite bemoedigend tot ons:
J: “Ontvang de zalving van Mijn Geest” ( 3 april 1966).
Als een echo van de woorden die gesproken zijn toen we het sacrament van het vormsel – bij de meeste als jonge tiener – hebben ontvangen: “Ontvang het zegel van de heilige Geest, de gave Gods”, terwijl de vormheer zalft met het chrisma en je naam noemt.
Iedere keer moge wij herhalen als een schietgebed: “Kom, heilige Geest, voltooi, wat Gij in ons begonnen zijt”.
J: “Soms ziet een ziel zich met weldaden overladen zonder zelf goed te weten hoe het mogelijk is. Anderen schenk Ik de zalving van de Geest, want zonder zouden ze in hun opgang naar Mij geremd worden”. (1 december 1965).
De zalving van de Geest in dienst van de ‘opgang’ naar Jezus.
De zalving die we hebben ontvangen bij ons doopsel en bij ons vormsel.
Die zalving is niet iets wat ergens opgeborgen ligt in ons binnenste om te laten wegkwijnen. Deze dient in ons telkens weer ge-activeerd te worden. Net zoals zalf de huid en het lichaam doordringt, zo ook dat de zalving van de Geest ons hart, onze gevoelens, onze gedachten, onze beweegredenen, ons lichaam geheel doordrenkt en doordringt.
J: “Ik dring in de diepten van uw wezen. Met tederheid zalf Ik uw ziel met mijn Geest” (21 juni 1966)
Elke keer weer bekrachtigt en bevestigt Jezus die zalving met de Geest, als zou je deze ontvangen voor de eerste keer:
J: “Mijn Kruis heeft de wereld overwonnen. En toch… voor een helaas al te groot aantal is het licht veranderd in duisternis. Ik zegen u, kindlief. Ontvang de zalving van mijn Geest. (…) Bant uit uw hart alle aardse denken. Trekt er op uit ter verovering van de zielen en laat u dragen door de vleugels van de Liefde. Ik zal in uw ziel blijven stralen. Weest in Mij zoals Ik in u ben” (3 april 1966)”.
De zalving van de Geest is niet voor de gemoedsrust van de kleine ziel alleen, maar wil de kleine ziel zalven tot getuigenis, tot een missionair vuur: “trek er op uit ter verovering van de zielen”.
Het is: “kleine zielen voor de zielen”. Voor de redding van andere zielen, voor de arme zielen, de arme zondaars. Het is niet alleen bidden voor de bekering van arme zielen, maar ook echt een actief “erop uit trekken”. “Gaat dus”, zo heeft Jezus gezegd, “Ik ben met U” (Mt. 28,19.20). Weet je gedragen door “de vleugels van zijn Liefde”: Hij is met je! Juist in alle moeilijkheden van het “er op uit trekken om zielen te veroveren” wordt je door zijn Liefde gedragen!
“Gaat en maakt alle volkeren tot mijn leerlingen” (Mt. 28,19). “Gaat uit en verkondigt het evangelie aan heel de schepping” (Mc. 16,15). De kleine ziel heeft zijn kleine bijdrage aan de evangelisering. De nieuwe evangelisatie in deze tijd, in deze wereld. In de nieuwe evangelisatie zijn de lekengelovigen de nieuwe ‘hoofdrolspelers’. Zij dus die gedoopt en gevormd zijn. Ja, zijn de jonge gelovigen, die de zalving van de Geest hebben ontvangen, de nieuwe ‘hoofdrolspelers’ om de Blijde Boodschap van Gods liefde in de wereld te verkondigen, uit te dragen. Dat wij zielen winnen voor Christus.
Daartoe is de zalving van de heilige Geest. “Er op uit trekken ter verovering van zielen” behoort óók tot ons geestelijk kindschap. En dit houdt de Kerk ‘jong’. Dit houdt ook de oudere kleine ziel ‘jong’. Er zijn werelddelen, volksstammen ‘veroverd’ in de ‘gouden’ tijden van de missionering. Nu kunnen wij blij zijn – en de Vader in de hemel ís blij – als we één enkele ziel ‘veroveren’, winnen voor Christus en Zijn Kerk.
Soms kunnen eigen onvolmaaktheden de kleine ziel flink dwars zitten:
J: “Wees niet ongerust over uw eigen onvolmaaktheden. Ik heb alles op Mij genomen. Ik was ze elke dag in mijn bloed. Ge wordt geleid door mijn Geest”. (A-9)
We moeten niet met getuigen en missie wachten tot we engelen zijn, volmaakte zielen. Juist het getuigen en ‘er op uitgaan’ doet een kleine ziel zuiveren van zijn onvolmaaktheden, zuiveren van zijn zelfzucht. Hier leidt de Geest van God de kleine ziel.
J: “De zielen worden anders door de aansporingen van mijn Geest. Proef hoe goed uw God is en hoe barmhartig. Laat uw zachtzinnigheid en uw beminnelijkheid Mij aan allen openbaren” (1 maart 1966).
Door de aansporingen van de Geest te volgen worden we ‘anders’, ‘veranderen’ zielen. Je gaat anders denken, ook in omgang met anderen, niet meer denken naar “het vlees, maar naar de Geest” (Rom. 8,4). Een verandering ten goede. “Proef hoe goed uw God is en hoe barmhartig”. Het goede is, dat mensen niet zozeer zeggen: “wat een goede ziel”, maar: “Wat is God goed”! Dat mensen proeven en merken hoe goed en barmhartig Gód is. Hij heeft al onze onvolmaaktheden op zich genomen, Hij was ze elke dag in zijn Bloed!
Het is door dit ‘anders zijn’, een beetje meer zachtmoediger, een beetje meer beminnelijker, dat Jezus aan mensen geopenbaard wordt:
J: “Laat uw zachtzinnigheid en uw beminnelijkheid Mij aan allen openbaren”.
En een van de aansporingen én zalving van de Geest is: “trekt er op uit ter verovering van zielen”.
Paulus spreekt over het feit dat we niet eens weten hoe te bidden: “Zo komt de Geest onze zwakheid te hulp. We weten niet eens hoe we behoren te bidden, maar de Geest zelf pleit voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen” (Rom. 8,26). Het is de Geest die ons doet spreken. “Mijn Geest spreekt tot uw geest en mijn Hart tot uw hart” (2 maart 1966). Soms kunnen we ons een ‘dummy’ vinden in het gebed. Weten we niet hoe te bidden of hoe onze dankbaarheid en blijdschap te uiten aan onze lieve Heer:
J: “Kind, wat ge meent dat ge zijt heeft geen enkel belang. De Geest spreekt in u, daarvan moogt ge zeker zijn” (22 mei 1966).
Deze Geest geeft een innerlijke diepe zekerheid, ook als je zelf onzekere gevoelens hebt. Zelfverzekerdheid is nooit goed, maar met de zekerheid van de Geest die in ons spreekt, kunnen we “erop uit trekken ter verovering van zielen”.
Jezus waarschuwt ons voor onverschilligheid. Daarmee kunnen we de Geest bedroeven:
J: “Lieve kinderen, doet de Geest, die in u spreekt, geen verdriet aan door uw onverschilligheid. Weest integendeel liefdevol met Hem verenigd. Verheft uw hart hemelwaarts, daar waar uw vaderland is” (16 juni 1966).
Zoals ook Paulus waarschuwt: “Wilt Gods heilige Geest niet bedroeven” (Ef. 4,30). Laat geen onverschilligheid vat krijgen op onze ziel. Laten we als kleine zielen niet onverschillig blijven jegens het heil van de zielen van zovele anderen. Moge Pinksteren, de zalving met de Geest, ons geven dat wij nog vuriger en nog trouwer vanuit een innige en liefdevolle communio en vereniging met Jezus “erop uit trekken ter verovering van zielen”. Een Zalig Pinksteren!
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.