Uittreksels uit de eerste vier boeken van de
“De Boodschap van de Barmhartige Liefde aan de Kleine Zielen”
van 1965 tot en met 1995
over het “Levend boek van de Barmhartige Liefde”

Hoofdstuk 20
a) Redding
Op aarde zijn er twee werelden; de wereld van hen die gered zijn en de wereld die nog moet gered worden.
B4-127: B 15-9-91
Diegenen zullen nochtans gered worden die, nog tijdens dit leven, tot inkeer zullen komen door een oprecht berouw over hun zonden.
B4-58: B 18-5-91
Wie de redding wenst zal gered worden.
B1-373: B 15-6-68
Bemin, houd niet op te beminnen! Niemand zal ooit de prijs kennen van een ziel die moet gered worden.
B3-157: B 2-10-80
b) Aankloppen
Er is een sterkere verzadiging van het kwaad. Er is een redmiddel op komst! Doorheen het lijden kom Ik waarschuwen, zuiveren, heiligen, genezen, redden en ingrijpen (doorheen het lijden kom Ik = aankloppen).
B4-43: B 104-91
Met is noodzakelijk dat de lijdende ziel mijn hulp met heilig geduld verwacht, en Ik kom! Ik zal komen om haar te vertroosten, haar sterker te maken en waardig om mijn Genaden te ontvangen, omdat mijn Liefde sterker is dan haar angst (Ik kom = aankloppen).
B4-164: B 3-11-91
Mijn Liefde en mijn Gerechtigheid zullen inéénvloeien om te verwelkomen en te straffen, om de verloren zonen te verwelkomen die tot rede kwamen, om de ongerechtigheid te bestraffen van een wereld die koppig weerstaat aan Mijn waarschuwingen. Ik heb hen benaderd, Ik heb ze gepeild, Ik heb elke ziel aangekeken, Ik probeerde een open deur te vinden om (Ik heb aangeklopt) in hun hart binnen te raken.
B4-277: B 2-4-92
Op een dag kom Ik in het Leven van ieder mens, wie hij ook zij. Dan volstaat het zijn hand uit te steken om Mij te grijpen (kom Ik = aankloppen).
B4-384: B 16-8-92
Wilt ge dat Ik het u zeg: “Zij die weigeren hun hart te openen voor de Liefde die aan hun deur klopt, zijn reeds verloren.”
B2-694: B 15-11-79
Ik maak maar gebruik van de roede (verplichtende manier) wanneer Ik vruchteloos alle andere middelen heb uitgeput.”
B1-211: B 24-1-67
c) Genezen
Al ben Ik goed, toch kan Ik ook straffen. Hoe dieper het kwaad zit, des te pijnlijker is de wonde. Men moet lijden om te genezen. Laat het lijden bron van Wijsheid en van Licht worden voor de ziel die in de duisternis van de zonde verkeert. “Ik ben het Licht van de wereld.”
B1-445: B 7-2-71
d) Vergeving
Vertel aan de arme zondaars, hoezéér Ik ernaar verlang hen te beminnen en te vergeven.
B1-106: B 10-6-66
Wie zich voor Mij vernedert en zijn fouten bekent met een waarachtig berouw, verkrijgt van Mij vergeving.
B1-155: B 23-9-66
Komt bij Mij om vergeving, Ik zal u troosten, Ik zal u nieuw maken, Mijn Mart wacht op u en bemint u, niettegenstaande uw fouten, uw ongerechtigheden.
B1-316: B 22-8-67
Zijn vergeving en Zijn Liefde zijn één en hetzelfde, en uw zonden verwijderen Hem niet voor eeuwig van u.
B1-412: B24-10-69
De zondaar moet zich bekeren wil hij vergeving krijgen.
B1-260: B 12-4-67
Mijn vergeving wordt u geschonken door het boetesacrament.
B1-391: B 18-9-68
Ik ben uw vergiffenis, Ik ben Barmhartigheid. Ik kijk enkel naar uw berouw, maar wat verlangt ge nog meer van uw Grote Vriend? Spreek en stort uw hart uit bij uw Jezus.
B4-629: B 9-1-95
Als voor kleine verloren zonen die spijt hebben over hun fouten, zo zal de hemelse Vader zijn armen voor hen openen.
B1-354: B 26-2-68
e) Zuivering
Mijn kinderen, Ik verlang uw hart, naar uw ganse ziel. Ik wil doordringen tot in het diepst van uw wezen. Ja, Ik wil uw centrum zijn en van daaruit u zuiveren en u hervormen.
B4-158: B 27-10-91
Uit hun binnenste komt het kwaad, uit hun binnenste moet ook de bekering komen. Ze zullen getroffen worden aan de Bron (Liefde). Vandaar zal ook de vernieuwing komen (zuivering) en zal Mijn Rijk gevestigd worden over gehéél de wereld.
B-1-514: B 16-4-74
De krachten van Goed en Kwaad zijn aan het Werk.
B4-491: B 17-4-93
Het begin van de tunnel is halfduister, zijn doortocht is een nacht‚ zijn einde is een dageraad. Alles slaapt, volgens de sterkte van de uitzuivering.
B2-471: B 11-10-79
f) Barmhartigheid
Mijn Barmhartigheid; het is de tedere verwelkoming door mijn goddelijk Hart van hen die mijn Barmhartigheid opspoort en hen die Haar, mééstal onbewust, in hun ellende zoeken.
B2-467: B 6-1-79
Ik ben uw vergiffenis, Ik ben Barmhartigheid. Ik kijk enkel naar uw berouw, maar wat verlangt ge nog méér van uw Grote Vriend? Spreekt en stort uw hart uit bij uw Jezus.
B4-629: B 9-1-95
Twijfel nooit, nooit aan mijn Barmhartigheid.
B4-294: B 20-4-92
Mijn Barmhartigheid hunkert ernaar zich te delen. Ze wordt in bedwang gehouden door mijn Gerechtigheid.
B1-60: B 22-10-65
Ik zeg het u, de groten zullen op hun knieën vallen, met het voorhoofd gebogen tot in het stof, dat ze zelf zullen worden. Tevergeefs zullen ze mijn medelijden inroepen, omdat alléén angst hen zal doen beven en kreunen. Tot op het laatste moment van hun leven zullen ze God verloochend hebben. Omdat ze zich schaamden om Mij, zal Ik, dat zeg Ik u, Mij schamen om hen bij mijn Vader.
B4-384: B 16-8-92
Herinner u alles, maar wees voor niets bang, want voorwaar, Ik zeg u; omdat ge Mij hebt liefgehad heb Ik alles vergeten en vergeven.
B1-356: B 21-3-68
Als ge Mijn Goedheid kent, kunt ge zelf goed zijn. Als ge Mijn Barmhartigheid voor de zondaars kent, kunt ge zelf slechts barmhartigheid zijn. Mijn Barmhartigheid oordeelt niet, ze is Vergeving.
B2-274 :B 18-1-78
Het hart van de mensen gaat maar open onder de inwerking van de genade (barmhartigheid en vergeving).
B2-603: B 12-6-79
Het hart (met een fijngevoeligheid) zorgt ervoor de Liefde in alle richtingen te sturen, zoals de longen de taak hebben zuiver bloed in alle delen van het lichaam te brengen en alle onzuiverheden af te voeren die het op zijn weg ontmoet. Nadat het in de longen gezuiverd is, wordt het bloed naar het hart gevoerd dat bij elke hartslag wordt vernieuwd. Zo gaat de Liefde door het menselijk hart héén, terwijl het hart de Liefde terugstuurt naar haar Bron (Barmhartigheid – zuivering), nadat ze beladen is met alle onvolmaaktheid en ellende die ze op haar weg ontmoette. Onvermoeibaar vervult de Liefde, zoals de longen, haar zuiveringstaak en stuurt jeugdig en voedend bloed naar de ontvankelijke ziel. Dezelfde, heen en weergaande beweging zal echter nodig zijn om de openstaande ziel van haar kwade neigingen te ontdoen. Ziedaar de rol van de Liefde en van het hart dat ervoor ontvankelijk is. Zo werkt de Barmhartigheid (en zuivering – genade).
B2-301/302: B 16-3-78
Een reactie op “Boek van de Barmhartige Liefde (Hoofdstuk 20)”
Reacties zijn gesloten.