H. Maagd Maria: ‘Ster van Hoop en Vertrouwen’

H. Maagd Maria: ‘Ster van Hoop en Vertrouwen’

Door Z.E.H. Luc Vanstraelen

Op 22 mei 1993 zegt Jezus tegen Marguerite: “Kind, gij hebt mijn Moeder een diamant geschonken. Het is een symbool dat Ik op prijs stel. Gij hebt haar de mooiste naam gegeven die Zij verdient: Ster van Hoop en Vertrouwen! Uw Moeder is gevoelig voor dit gebaar.”

Vanuit deze mooie Boodschap gaan wij in wat volgt enkele gedachten ontwikkelen over Maria. Het is goed dit artikel in een geest van gebed en rustige overweging te lezen. Daarom maken wij het even rustig in ons hart en bidden.

En Maria sprak: “Mijn hart prijst hoog de Heer, van vreugde juicht mijn geest, om God, mijn Redder: daar Hij welwillend neerzag op de kleinheid van zijn dienstmaagd.” (Luc. 1,47-48a).

“God, hemelse Vader, met de woorden van de lofzang van Maria wil ik U prijzen omdat Gij ook nu nog altijd kleine en eenvoudige mensen uitkiest om uw woord met nieuwe levenskracht tot ons te laten komen. Open mijn ogen, opdat ik niet blind blijf voor de tekens die Gij mij geeft. Open mijn oren, opdat ik niet doof blijf voor de woorden die Gij tot mij spreekt. Open mijn mond, opdat ik niet met stomheid geslagen blijf neerzitten als iemand van mij verwacht dat ik spreek in uw Naam. Open mijn hart zodat het ontvankelijk wordt voor de aanwezigheid van Jezus, uw mensgeworden Woord, en uw Liefde in mij kan groeien. Open mijn verstand opdat ik eerlijk en oprecht mijzelf beter leer kennen. Vader, Zoon en heilige Geest, maak mij tot een waardevol werktuig van uw barmhartige Liefde. Amen.”

Op 15 augustus 1978 zegt Jezus: Mijn moeder is mijn Uitverkorene! Hoe meer ge Haar zult liefhebben, hoe meer ge Haar zult eren; en hoe meer Ik u zal liefhebben, hoe meer Ik u met gunsten zal overladen. De Moeder en de Zoon zijn innig verenigd, om u te beminnen en te beschermen… maar scheid nooit de Eén van de Ander. Koningin-Moeder van de kleinen; onthoud uit deze titel slechts dit: Macht en Moederschap. Ik heb u vrijgekocht met mijn Bloed dat voor uw zonden werd vergoten. Denkt ge er voldoende aan dat dit Bloed ook haar bloed is? 

Maria was geheel van God. Nooit zal iemand er in slagen in een intiemere verbondenheid met God te leven dan Onze Lieve Vrouw. De Dogmatische Constitutie over de Kerk, Lumen Gentium van het 2de Vaticaans Concilie zegt als volgt:

De Heilige Maagd Maria, van eeuwigheid samen met de menswording van het Woord Gods tot Moeder van God door een raadsbesluit van de goddelijke Voorzienigheid voorbestemd werd hier op aarde de milde moeder van de goddelijke Verlosser en op heel bijzondere wijze, voor alle andere, zijn edelmoedige gezellin en de nederige dienstmaagd van de Heer. Zij heeft Christus ontvangen, gebaard, gevoed, in de Tempel aan God aangeboden, bij de dood van haar Zoon op het kruis meegeleden samen met Hem; en aldus op volstrekt enige wijze aan het werk van de Heiland meegewerkt door haar gehoorzaamheid, haar geloof, haar hoop, haar vurige liefde, om het bovennatuurlijk leven van de zielen te herstellen. Daarom is zij, in de orde van de genade, onze moeder. (N. 61) 

En toch beroemt Maria zich geen enkel ogenblik van haar leven op deze grote uitverkiezing. Zij weet dat dit niet haar eigen verdienste is, integendeel. Zij is er zich heel goed van bewust dat alles wat haar gebeurt, het werk van God is. Daarom bezingt zij in haar Magnificat vol vreugde zijn lof met de woorden: “Mijn hart prijst hoog de Heer, van vreugde juicht mijn geest, om God, mijn Redder: daar Hij welwillend neerzag op de kleinheid van zijn dienstmaagd’. ” (Luc. 1, 47-48a). In Maria zien wij weer opnieuw dat God de mens met andere ogen bekijkt dan de wereld dat doet. Hij kijkt naar het hart van de mens. Sint Paulus heeft dit heel goed gezien. Zo schrijft hij in zijn 1ste brief aan de christenen van Korinthe: Denkt maar aan uw eigen roeping, broeders. Naar menselijke maatstaf waren er niet velen geleerd, niet velen machtig, niet velen van hoge afkomst. Nee, wat voor de wereld dwaas is, heeft God uitverkoren, om de wijzen te beschamen; wat voor de wereld zwak is, heeft God uitverkoren, om het sterke te beschamen; wat voor de wereld van geringe afkomst is en onbeduidend, heeft God uitverkoren; wat niets is om teniet te doen wat iets is, opdat tegenover God geen mens zou roemen op zichzelf. Dank zij Hem zijt gij in Christus Jezus, die van Godswege heel onze wijsheid is geworden, onze gerechtigheid, heiliging en verlossing. Daarom, zoals er geschreven staat: als iemand wil roemen, laat hem roemen op de Heer.” (1,26-31)

Met deze laatste woorden verwijst Paulus naar de profeet Jesaja die ook zeer sterk benadrukt dat God Degene is die het initiatief neemt. Hij staat aan de oorsprong van al wat er gebeurt. Zo spreekt de Heer: De wijze moet zich niet beroemen op zijn wijsheid, de sterke niet op zijn kracht, de rijke niet op zijn rijkdom. Als iemand zich ergens op wil beroemen, dan moet hij zich erop beroemen dat hij inziet en erkent dat Ik, de Heer, genade schenk, en recht en gerechtigheid vestig op aarde, want daarin heb Ik welbehagen – godsspraak van de Heer. (Jes. 9, 22-23)

Wij willen nu even nadenken over de opdracht en de plaats van Maria en haar strijd tegen het kwaad en de duivel in de wereld. Maar tegelijkertijd ook onze eigen houding even onderzoeken aan de hand van enkele Boodschappen. Volgens de woorden van haar lofzang heeft God met welbehagen naar haar omgezien omwille van de kleinheid van zijn dienstmaagd. Dit is een zachte vertaling van een veel sterkere uitdrukking in het evangelie. Lucas spreekt niet over een dienstmaagd, maar over een slavin. Maria noemt zichzelf de slavin van de Heer. Dat is dus iemand die volledig toebehoort aan haar Heer met ziel en lichaam en die Hem ook onvoorwaardelijk gehoorzaamt. De liefde, het respect en de eerbied van Maria voor God is zo groot dat zij zichzelf met ziel en lichaam, met heel haar hart en heel haar geest, met al haar kunnen en talenten, in zijn dienst stelt. De woorden die Maria op het einde van de ontmoeting met de engel Gabriël uitspreekt getuigen ondubbelzinnig van deze bereidheid en overgave aan God: zie hier de ‘slavin’ van de Heer. Met andere woorden: “Mijn God, ik sta heel en al in uw dienst.” Door deze beschikbaarheid, door het uitspreken van haar onvoorwaardelijke overgave aan God, is zij de moeder geworden van de Messias, Jezus, de Christus.

De dogmatische Constitutie “Lumen Gentium”, van het tweede Vaticaans Concilie, zegt het in nr. 16 en nr. 61 als volgt:

Met geheel haar hart en door geen enkele zonde weerhouden, heeft zij de goddelijke heilswil aanvaard. Als dienstmaagd van de Heer heeft zij zich geheel en al aan de persoon en het werk van haar Zoon gewijd, om afhankelijk van Hem en met Hem, door de genade van de almachtige God, in dienst te staan van het verlossingsmysterie. Terecht zijn de Heilige Vaders dus van mening, dat God Maria geenszins als een louter passief werktuig gebruikt heeft, maar dat zij in vrijwillig geloof en gehoorzaamheid aan het verlossingsmysterie meewerkt. (N. 16)

Zij heeft Christus ontvangen, gebaard, gevoed, in de tempel aan God aangeboden, bij de dood van haar Zoon op het kruis meegeleden samen met Hem; en aldus op volstrekt enige wijze aan het werk van de Heiland meegewerkt door haar gehoorzaamheid, haar geloof, haar hoop, haar vurige liefde, om het bovennatuurlijk leven van de zielen te herstellen. Daarom is zij, in de orde van de genade, onze moeder. (N. 61)

Met dezelfde liefde en toewijding waarmee zij voor Jezus gezorgd heeft, is zij ook nu voor ons allen bekommerd. Maria is niet alleen de Moeder van de Messias. Zij is ook onze Moeder.

Wij lezen in N. 62:

Want ten hemel opgenomen, heeft zij deze heilbrengende taak niet neergelegd, maar door haar menigvuldige voorspraak gaat zij voort met ons de gaven van het eeuwige heil te bezorgen. Met moederlijke liefde draagt zij zorg voor de broeders van haar Zoon, die nu nog op pelgrimstocht zijn en in gevaren en angsten verkeren, totdat zij het gezegend vaderland bereiken.

In de Boodschap van 02 mei 1980 zegt de Vader: Moeder van God, Moeder van de mensen! Geloof in Haar, Geloof in mijn Liefde! Wees trouw: offer uw lijden op, mijn kindje! 

Jezus heeft zelf gewild dat zij ons aller Moeder werd. Van op het kruis heeft de stervende Jezus ons zijn Moeder geschonken.

In de Boodschap van 25 november 1978 zegt Jezus: Onder alle rijkdommen van hemel en aarde is mijn Moeder de schoonste gave, de meest bewonderenswaardige Schat. Mijn Moeder aan wie de zielen mijn Barmhartigheid, mijn geduld en mijn barmhartige goedheid verschuldigd zijn. Mijn Moeder is ook uw Moeder.

Op 3 december 1966 lezen wij: Als ge beter het Hart van uw lieve Moeder kende, zoudt ge mijn liefdegave meer op prijs stellen. Bemint haar, schenkt haar uzelf. Het is Mij veel aangenamer u uit haar handen te ontvangen. Kunt gij u voorstellen, dat Ik u zou verstoten wanneer zij Mij hulp en bijstand voor u vraagt? Wat is het bedroevend voor Mij wanneer Ik mijn Onbevlekte Moeder zo verwaarloosd zie tot in de kerken toe. Geef haar weer de verering die haar van rechtswege toekomt. Zij is mijn Moeder en de uwe. Verbindingsteken tussen ons. Ik zal genadig zijn voor degenen die haar oprecht liefhebben, haar die onophoudelijk bidt voor allen. Zij is de steunpilaar van mijn Kerk, niets ontsnapt aan haar waakzame blik. Zij is schrikwekkend voor de vijand. Vertrouwt u aan Maria toe. Zij zal Mij uw noden, uw zorgen en uw vreugden brengen. Vertrouwt op haar. Bemint haar met dezelfde liefde waarmee ge Mij bemint. Ik zal er niet jaloers om zijn. 

Maria is een waarachtig Godsgeschenk. Dit hebben ontelbare mensen reeds ondervonden. Dat was ook zo bij Marguerite. Door haar vertrouwen in onze Lieve Vrouw heeft zij de echte Jezus in haar leven ontdekt. Door haar vertrouwen in Onze Lieve Vrouw kreeg Jezus de kans zich te laten kennen.

Vandaar dat Jezus tot haar zegt op 07 december 1966: Groei in de beschermende schaduw van haar die u aan Mij gegeven heeft. Bemin haar en verspreid haar verering. Vooreerst door uw trouw. En dan door wat de genade u ingeeft. 

Marguerite krijgt hier niet alleen een opdracht, maar de volgorde waarom dit moet gebeuren is ook belangrijk. Jezus vraagt: Maria te beminnen, haar verering te verspreiden in een gesteltenis van volgehouden trouw volgens wat de genade haar ingeeft. Dit is een grondhouding die ook ons leven moet bezielen. Maria eren en beminnen en haar eredienst verspreiden is een opdracht die wij iedere dag vanuit een houding van fundamentele trouw moeten volhouden. Leven met Maria moet verankerd worden in ons hart. En dan zal de heilige Geest ons zonder enige twijfel ingeven welke voor ieder van ons persoonlijk de beste manier is om Maria te beminnen en haar verering te verspreiden. De trouw in het dagelijkse leven wordt dan de vruchtbare voedingsbodem om het goede zaad van onze inzet te laten opschieten. Wij moeten ons echt durven geven aan God. Zo zullen wij trouw zijn opdracht blijven vervullen. Wanneer wij ons jawoord schenken aan de Heer, gebeurt dat niet zo maar in een vlaag van ondoordachte edelmoedigheid. Wanneer wij ons ja woord schenken aan de Heer, dan is dat met de bedoeling trouw te blijven aan dit gegeven woord.

In dezelfde boodschap van 07 december 1966 zegt Jezus nog: Leven in staat van genade is het grootste geluk dat een ziel wensen kan, en Ik zal dit geluk verlenen aan wie het Mij oprecht vraagt. Een plant die geen water krijgt vergeelt, verslenst en sterft bij gebrek aan voedsel. Zo kwijnt de ziel en verkeert in doodsgevaar wanneer ze van genade verstoken blijft. Hoeveel zielen op deze wereld zijn reeds dood, ondanks hun gezond voorkomen dat soms mijn kinderen met de beste vorming misleidt. 

Schijn bedriegt. Ongeloof en dwaling worden zo vaak in mooie en aanlokkelijke kleedjes verpakt. Ze zijn dikwijls zo mooi en zo aanlokkelijk dat het ware geloof, de onvervalste leer van de Kerk en de echte Jezus van Nazareth, de mensgeworden God, onherkenbaar worden. Wij moeten altijd op onze hoede zijn en ons niet laten misleiden. Want het gebeurt spijtig genoeg meer dan eens dat mensen met gezag in de Kerk, een dwaalleer verkondigen. Ongemerkt sluipt het ongeloof binnen als een wolf in een schapenvacht. In het evangelie volgens Matheus (7,15) geeft Jezus ons de volgende waarschuwing: “Pas op voor de valse profeten, die naar jullie toe komen in schaapskleren, maar van binnen roofzuchtige wolven zijn”. Sint Paulus, in de Handelingen van de Apostelen (20, 29-30) roept te Milete de oudsten van de kerk van Efeze bij zich en geeft hun deze waarschuwing mee: “Pas op voor de valse profeten, die naar jullie toe komen in schaapskleren, maar van binnen roofzuchtige wolven zijn.” Ze zijn niet altijd onmiddellijk te herkennen. Vandaar het groot belang van het leergezag van de Kerk. Johannes schrijft niet zonder reden ‘in zijn eerste brief, (4,1): “Geliefden, vertrouw niet elke geest. Onderzoek de geesten, om te zien of ze wel van God komen, want onder hen die tot de wereld zijn uitgegaan zijn veel valse profeten.” En wanneer dan de opvolger van Sint Petrus, onze heilige Vader de Paus, hen tot de orde roept en hen wijst op de dwaalleer in sommige van hun stellingen en geschriften, zijn ze dikwijls te trots om hun mening te herzien. Kortzichtigheid of ongeloof in het ondoorgrondelijk mysterie van God belet hen te erkennen dat het wezen en de grootheid van de Almachtige niet met mensenwoorden te vatten is, laat staan te verklaren of te bewijzen. Veel theologen kunnen het mysterie, het per definitie onverklaarbare, niet meer aanvaarden. Zij hebben het moeilijk met de woorden van de engel Gabriël; ze kunnen ze niet meer geloven, laat staan ze in hun hart belijden. Maria daarentegen, was nederig van hart. Zij legde zonder enige voorwaarde te stellen heel haar toekomst in de handen van God. En alhoewel Zij geen geslachtsgemeenschap had met een man en dus ook geen moeder kon worden, was zij zo doordrongen van de grootheid en de almacht van God dat ze de engel Gabriël onvoorwaardelijk geloofde toen deze zei (Luc. 1,35b. 37): De heilige Geest zal over u komen, en de kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen; daarom zal wat ter wereld wordt gebracht, heilig genoemd worden, Zoon van God. Want voor God is niets onmogelijk. 

Dit laatste geloven velen niet meer. Er moeten bewijzen op tafel komen. Wat wetenschappelijk niet haalbaar of verklaarbaar lijkt wordt gerangschikt onder de noemer ‘beeldspraak of literaire vrijheid van de schrijver’. Ook wij zijn allemaal kinderen van onze tijd. Ook wij hebben dikwijls de neiging om voor alles wat het Evangelie en het Leergezag van de Kerk ons leert, een bewijs te vragen, zeker wanneer het om bovennatuurlijke gebeurtenissen gaat. “Eerst zien en dan geloven”, zo redeneren de mensen. Maar Jezus draait deze stelling om en zegt: “Zalig die niet gezien en toch geloofd hebben”. (Joh. 20,29). Maria geloofde zonder gezien te hebben. En daarom wordt zij door alle geslachten “zalig” geprezen!

In de boodschap van 11 november 1967 lezen wij: De band tussen hemel en aarde is mijn Moeder. 

En op 25 november 1978 zegt Jezus: Hoe zou Ik kunnen weigeren naar Haar te luisteren en Haar te verhoren, die Mij door haar Fiat aan de wereld heeft gegeven om deze te verlossen. Haar smekingen? Ge kunt de ontroering van de Zoon bij het smeken van zijn Moeder niet begrijpen. Mijn Moeder zien wenen is ondraaglijk voor Mij.” 

God is een liefhebbende God die aandacht blijft hebben voor het wel en wee van zijn mensen. De hemel laat de aarde niet los. De vele verschijningen van Onze Lieve Vrouw de laatste 150 jaar zijn even zoveel vingerwijzingen van God. Telkens opnieuw roept Maria op tot bekering. Steeds weer opnieuw belooft Zij haar hulp en steun. Maar de mensheid is doof en hardleers. Bijvoorbeeld op de berg nabij La Salette in 1846 verscheen Onze Lieve Vrouw aan twee kinderen, terwijl de tranen uit haar ogen stroomden. Zij doet een vurige oproep tot bekering en klaagt vooral aan dat de mensen de eerste drie geboden van God niet onderhouden. De liefde voor God is ver te zoeken in het hart van velen. Zij weent omdat de zondag niet meer gerespecteerd wordt als de dag die toegewijd is aan God zelf. Zij weent omdat vele mensen de naam van haar Zoon voortdurend misbruiken en misprijzen door hun gevloek en godslasterlijke uitspraken. “Ik heb u zes dagen gegeven om te werken; de zevende dag heb Ik gereserveerd voor mijzelf en men wil hem Mij niet geven. De voerlui van de karren vloeken maar raak, met de naam van mijn Zoon op hun lippen…”. Zo spreekt Maria. Het valt op dat zij de woorden uit de Bijbel tot de hare maakt. In het boek Exodus 20,1.7-93.11 lezen wij: Toen sprak God al de woorden die hier volgen. Gij zult de naam van Jahwe, uw God, niet lichtvaardig gebruiken; want Jahwe laat degenen die zijn naam lichtvaardig gebruiken, niet ongestraft. Denk aan de sabbat; die moet heilig zijn voor u. Zes dagen zult ge werken en alle arbeid verrichten. Maar de zevende dag is de sabbat voor Jahwe, uw God. Dan moogt gij geen enkele arbeid verrichten. In zes dagen immers heeft Jahwe de hemel, de aarde, de zee met at wat er in is, gemaakt. Maar de zevende dag heeft Hij gerust en zo de sabbat gezegend en tot een heilige dag gemaakt. 

Wie de naam van God zonder enig respect of zonder liefde gebruikt of erger nog, wie de naam van God misbruikt, en wie geen tijd wil vrijmaken om naar God toe te gaan en naar Hem te luisteren in de kalmte en de rust van gebed en overweging, zal zeker niet beantwoorden aan de opdracht van het eerste en voornaamste gebod, waarop heel de wet, alle voorschriften en heel ons godsdienstig leven steunt, namelijk; gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart, geheel uw ziel en al uw krachten. Dit gebod kunnen wij het best beleven door naar onze medemens toe te gaan met dezelfde liefde als deze waarmee Jezus zelf ons bemint. Want wij zijn allen geschapen naar het beeld van God en geroepen om door het geloof dezelfde Vader in de hemel te beminnen en ernaar te streven uiteindelijk voor eeuwig bij Hem te leven. Maar wij zijn toch zo hardleers. Soms krijg je de indruk dat de mensheid in plaats van bij te leren, alles verleert wat waardevol is. Wij zijn koppig en eigenzinnig. Ik, ik, en nog eens ik. Ik ben degene die wel zal bepalen wat mag en niet mag, hoe ik mijn tijd besteed, met wie ik omga en in vrede wil leven. Ik zal wel aanduiden wie ik sympathiek vind en wie ik trouw blijf of niet. Ik beslis over leven en dood. Ik keur abortus en euthanasie goed. En als ik het niet kan verhinderen, klinkt mijn protest zo zwakjes dat het nauwelijks gehoord wordt, laat staan dat iemand er rekening mee houdt. In mijn protest spreek ik daar meestal alleen maar over in een kring van gelijk gezindten. Machthebbers, degenen die het voor het zeggen hebben, liggen niet wakker van mijn zwak verweer. En hoe reageer ik zelf? Misschien denk ik veel te vlug dat ik er toch niets kan aan veranderen. En dus laat ik maar betijen. Ik kan er toch niets aan doen.

God kent en begrijpt ons gevoel van onmacht. Maar Hij wil niet dat wij het opgeven of werkeloos blijven toekijken. In zijn boodschap op 17 februari 1981 zegt Jezus: Mijn Gerechtigheid zal uitvoeren waarvoor ze bestaat! Mijn Liefde zal uitvoeren waarvoor ze bestaat!

Jezus geeft niet op. Hij zal doen wat Hij moet doen. Zijn gerechtigheid en zijn liefde zijn geen dode woorden maar werkwoorden. Er moet iets gebeuren en dat zal ook gebeuren. Zo zijn ook wij geroepen om te doen wat God van ons vraagt, zonder angst en zonder menselijk opzicht, geïnspireerd en gedragen door het woord van God. Wij hebben het recht niet om te zwijgen. Het gezegde: “Spreken is zilver en zwijgen is goud” mag in veel gevallen vooral voorzichtig en waar zijn. Maar niet altijd. Wanneer christenen zwijgen als de Wet van God op grote schaal verloochend en verworpen wordt, lopen zij gevaar te vervallen in een toestand van schuldig verzuim. Zwijgen wordt als instemmen begrepen.

Jezus is het daar niet mee eens. In het vervolg van deze Boodschap lezen wij: Velen schikken zich gemakkelijk in hun ellende, zonder enige moeite te doen om er van af te geraken. Ze noemen zich “klein” tegenover Mij, maar in eigen ogen wanen ze zich groot en belangrijk! Wat kan de Liefde aanvangen in die blinde en dove zielen, die enkel medelijden hebben met zichzelf en die zich enkel om anderen bekreunen volgens hun eigen normen, die niet overeenstemmen met de Mijne? Ik wil zielen die meevoelen met de ellende van de wereld; zielen die door het lijden gelouterd zijn: geen stugge maar nederige zielen, bereid om te helpen en te bemoedigen.

En Hij besluit met deze woorden: Ik ben het die in mijn kinderen lijd! Wilt gij Mij niet troosten? Er is zoveel liefde, tederheid nodig om hen die pijn hebben, te helpen; zoveel fijngevoeligheid van het hart om iemand die lijdt te benaderen. Mijn kleinen! Weest nooit de oorzaak van het verloren gaan van een ziel, maar weest wel haar vooruitgang in de deugd waardig. Ik ben geduldige, edelmoedige, barmhartige Liefde. Ik ben geduldig om u te verdragen, edelmoedig in mijn gaven, barmhartig in mijn Vergiffenis. Doe hetzelfde omwille van mijn Liefde.

Soms vragen wij ons af waarom God zo lang en zoveel geduld met ons heeft. De geschiedenis van het Joodse volk is een aaneenschakeling van vallen en opstaan. God zendt zijn boodschappers, Godsmannen en profeten, om het volk te begeleiden en de rechte weg te wijzen. Maar steeds opnieuw dwaalt het af, want dit volk verkiest zijn eigen weg te gaan. Het loopt allerlei afgoden na en zoekt zijn heil in genot en egoïstisch eigenbelang. Wij zouden het al lang opgegeven hebben. Maar wij zijn ook maar mensen. Daarom zijn wij ook niet verwonderd dat ook Marguerite op een bepaald ogenblik in haar gebed aan God vraagt, waarom Hij Jezus tot ons heeft gezonden. De mensen hebben eeuwen lang reeds zoveel kansen gehad zich tot God te bekeren. En iedere keer verlaten zij het goede pad. Wordt God het dan nooit moe met het opnieuw te proberen? En dus vraagt zij aan de Vader op 20 mei 1979: “Waarom hebt Gij ons uw Zoon gegeven?

Jezus antwoordt in de naam van zijn Vader. Het tweede deel van dit antwoord klinkt verrassend nieuw en verdient zeker meer aandacht in de theologie van de Kerk. Jezus zegt: Om u te redden en omdat ge een Moeder nodig had die in staat is mijn Gerechtigheid af te wenden. Zoals Jezus is zij een zuiver geheim van mijn Liefde voor de mensen. Zij is de arm die de weg verspert voor mijn toorn. Zij laat haar arm slechts zakken om de Barmhartigheid door te laten. Ik kan mijn Moeder geen geweld aandoen. Daarom had ge een Moeder nodig. Zonder haar, o kinderen… Daarom dringt zij aan voor de bekering van de volkeren. De dam van haar liefde zal de onstuimige vloed van mijn Gerechtigheid niet altijd kunnen tegenhouden. Ja, haar arm wordt zwaar… 

In deze woorden hoor je de echo weerklinken van de woorden die Onze Lieve Vrouw op de berg La Salette tot Mélanie Calvat (15 jaar oud) en Maximin Giraud (11 jaar oud) sprak. Terwijl zij overvloedig weent, zegt zij: “Als mijn volk zich niet wil onderwerpen, ben ik gedwongen de arm van mijn Zoon te laten gaan. Deze is zo zwaar en zo belast, dat ik hem niet meer kan tegen houden. Als ik wil dat mijn Zoon u niet verlaat, moet ik Hem zonder ophouden smeken; maar gij trekt er u niets van aan.”

En op 15 september 1876, bij de 11de van haar 15 verschijningen aan Estelle Faguette in Pellevoisin zei Maria:“In de Kerk is niet de kalmte die ik verlang. Er is iets. Dat zij toch bidden en vertrouwen in Mij hebben. En Frankrijk! Wat heb ik al niet voor haar gedaan. Wat een waarschuwingen en toch, het weigert te luisteren. Ik kan mijn Zoon niet langer weerhouden.” 

Onze Lieve Vrouw spreekt over zichzelf als een Moeder die haar uiterste best doet om de gerechtvaardigde toorn van haar Zoon in te tomen en zijn vreselijke, straffende hand tegen te houden. Wij moeten aandacht hebben voor de woorden van onze hemelse Moeder en ons uiterste best doen haar verlangen in te willigen. Het volstaat niet om haar alleen maar met woorden te eren. Dit moet vooral gebeuren door onze manier van leven. Zij is niet alleen onze hemelse Moeder, maar als Moeder van Jezus bekleedt zij een heel bijzondere plaats in de heilsgeschiedenis. Maria bevestigt ook dat zij een bijna doorslaggevende invloed kan uitoefenen op het hart van haar Zoon Jezus. Op 8 december 1876, bij haar laatste verschijning te Pellevoisin zei zij tot Estelle Faguette: “Ik ben één en al barmhartigheid en Meesteres van mijn Zoon. Zijn Hart heeft zoveel liefde voor het Mijne dat Hij voor Mij de meest versteende harten zal treffen. Ik ben vooral gekomen voor de bekering van de zondaars. De schatkamers van mijn Zoon zijn reeds lang open, dat zij toch bidden.” En terwijl Maria wijst naar haar scapulier vervolgt zij: “Ik houd van deze devotie. Ik raad dringend aan tot kalmte… “. Een gedeelte uit de Boodschap van 15 augustus 1978 sluit heel goed aan bij deze laatste gedachten. Jezus zegt: Beschouw Maria niet als uws gelijke, maar als Heerseres en Moeder… verheven boven alle moeders der wereld. Zonder zonde ontvangen: “Onbevlekte Ontvangenis”, “Maagdelijk in haar goddelijk Moederschap”. Tot Haar bidden is tot Mij bidden… Vergeet het niet. Maar weet ook dat Zij, als het nodig is, op de achtergrond kan treden voor haar Zoon. Zonder mijn Moeder zou Ik niet bestaan. De Jezus die Zij u gegeven heeft is de gave van een Liefdegod aan een wereld die wreed en ongelukkig is door de zonde. 

Wij kunnen allen meewerken om de liefde van Jezus en zijn barmhartigheid te laten triomferen op zijn gerechtigheid en de straf voor de zonden. Jezus zegt op 12 mei 1979: Ge moet kunnen luisteren, weinig praten, en vervolgens goed handelen. Gun de Heilige Geest de tijd om het bevel over te nemen! Denk er alleen aan lief te hebben. In de liefde is alles vervat. Aangezien Ik alles weet, geef Mij dan ook alles zonder omhaal, en uw tijd zal louter een tijd van liefde zijn. Wees bezadigd en bedachtzaam in alles; let erop dat uw persoonlijke neigingen geen vat op u krijgen. Uw ja zij ja; uw neen zij neen; maar alles moet onwankelbare liefde zijn, want met de Waarheid kan niet geschipperd worden. Naastenliefde eist zelfverloochening. Wat Ik eis van iedere Kleine Ziel, is liefde. 

Jezus vraagt niet alleen onvoorwaardelijke liefde. Hij belooft ook zijn heil als antwoord op onze inzet voor Hem. In zijn boodschap van 20 mei 1979 zegt Jezus dat de Vader ons zijn Zoon heeft gegeven om ons te redden en omdat wij een moeder nodig hadden die in staat is Zijn Gerechtigheid af te wenden. Vervolgens geeft Hij ons een belofte van heil en tegelijkertijd wijst Hij de weg die daartoe kan leiden: Voorwaar, Ik zeg u; kind: “Indien elke ziel, elke parochie, elk land zich aan haar Onbevlekt Hart zou toewijden, zou de wereld gered zijn. Bekijk in uzelf die instinctieve behoefte aan moederliefde…” 

Maar wij zijn te hoogmoedig geworden. Wij denken dat wij het ook wel zonder God kunnen rooien. Zij knoeien er maar op los. Het gaat niet goed met de Kerk, zeggen vele bekommerde gelovigen. Maar dat is nog geen reden tot ontmoediging. Het vergif van ongeloof en goddeloosheid verlamt velen. In de zielen die niet op hun hoede zijn worden de edelste gevoelens verstikt en vervangen door het slijm van ondeugd en geweld. Het is tijd dat de mensen ontwaken uit de verdoving van het dodelijk vergif dat ze als voedsel krijgen. (Bds. 25 augustus 1979).

En Jezus voegt in diezelfde boodschap deze woorden eraan toe: De mensen hebben een tegengif nodig! Om die reden vorm Ik het kleine Legioen van mijn Liefde. Zij zijn de strijders van het laatste uur. Ik geef hun mijn Moeder om hen ten strijde te voeren en hen te doen overwinnen door de uitgelezen middelen die Ik hun ter beschikking stel. Het tegengif voor de hoogmoed van de mensen: Liefde! De Kleine Zielen dragen allen een grote verantwoordelijkheid tegenover Mij. Aan ieder van hen heb Ik een groot aantal zielen toegewezen, die gered moeten worden. De krachten van het goede gaan in botsing komen, ja, ze zijn al in botsing gekomen met de krachten van het kwaad; en die botsing wordt steeds heviger. Uw schild is de macht van mijn Liefde; scheid er u niet van af. Eerbiedig mijn heilige Naam en mijn heilige Tegenwoordigheid op aarde. Bid en laat bidden voor de Kerk. 

Wij hebben een machtige voorspreekster in de hemel. Veel Kleine Zielen bidden regelmatig de litanie ter ere van Onze Lieve Vrouw. Nadat wij God in zijn heilige Drie-eenheid aangeroepen hebben, vragen wij de hulp van Maria. Wij noemen haar op de eerste plaats “heilig” en vuren vervolgens een aaneenschakeling van nog 49 eretitels op haar af. Zoals wij in de vijf tientjes van het Rozenhoedje Maria 50 maal groeten, zo smeken wij haar in de litanie ook 50 maal om voor ons te bidden. Wanneer je een litanie bidt, sta dan ook eens stil bij de beeldspraak die er gebruikt wordt en laat de kracht van de aanroeping tot je komen. Ontdek de werkelijkheid die verscholen zit achter het beeld. Maak het stil in je hart en wordt ontvankelijk, zoals Maria ontvankelijk was voor het woord van God. Ook zij begreep niet altijd wat God met haar voor had of waarom Hij bepaalde dingen liet gebeuren. Maar haar groot geloof en een rotsvast vertrouwen schonken haar de zekerheid dat God haar geest wel zou verlichten, als Zijn uur daartoe gekomen was. Lucas verwoordt deze ingesteldheid van Maria in één prachtige zin. Jozef en Maria hebben de 12-jarige Jezus terug gevonden in de tempel en “Hij ging met hen mee naar Nazareth en was aan hen onderdanig. Zijn moeder bewaarde alles wat er gebeurd was in haar hart.” (Luc. 2,51). Het kan heel goed zijn dat bepaalde aanroepingen uit de litanie je niet aanspreken of dat je ze zelfs niet begrijpt. Ik denk aan bv. ark van het verbond, toren van David, geestelijk vat. Dit zijn met een bijbelse betekenis beladen beelden en symbolen, die niet in enkele woorden uit te leggen zijn. Maar dat is niet erg. Het nadenken en mediteren over het grote mysterie dat God in Maria tot stand heeft gebracht, zal stilaan je geloofsleven verdiepen en verrijken. Af en toe eens iets niet onmiddellijk begrijpen prikkelt de geest, en doet ons op zoek gaan naar de diepere betekenis en achtergrond. Misschien moeten wij al eens vaker bidden: “Kom heilige Geest, verlicht mijn verstand en vervul het hart van uw gelovige met de kracht van uw liefde. Geef mij het gelovige inzicht in wat de hemelse Vader van mij verlangt.” Het loont de moeite om je aandacht ook eens te richten op de vele mariale titels die niet in de litanie vernoemd worden en waarmee onze hemelse Moeder zo gul geëerd en vereerd wordt. Je staat werkelijk versteld van de grote verscheidenheid die er wereldwijd bestaat. Hier volgen enkele bekende titels en namen ter illustratie: Moeder van God, Middelares van genade, Sterre der Zee, Toevlucht van de zondaars (Rue du Bac 1830), De wenende Lieve Vrouw (La Salette 1846), Onbevlekte Ontvangenis (Lourdes 1858), Moeder van de Hoop, (Pontmain 1871). Wanneer ik aan Maria in Pellevoisin (1876) een naam moet toekennen volgens de boodschap die zij meegeeft gaat mijn voorkeur uit naar: Moeder van goedheid en genade. O.-L.-Vrouw van de Rozenkrans (Fatima 1917), Koningin van de Hemel (Beauraing 1932), Maagd der armen (Banneux 1933), De Vrouwe van alle volkeren (Amsterdam 1945-1959), moeder van smarten, Onze Lieve Vrouw van rust…

Ook in het Legioen van de Kleine Zielen heeft Maria een bijzondere naam gekregen. Op 22 mei 1993 zegt Jezus: Kind, ge hebt mijn Moeder een diamant geschonken. Het is een symbool dat Ik op prijs stel. Ge hebt Haar de mooiste naam gegeven die Zij verdient: “Ster van Hoop en Vertrouwen! Uw Moeder is gevoelig voor dit gebaar.” 

Overal ter wereld worden namen aan Maria gegeven. Iedere naam “is een eerbewijs en een teken van liefde. En Maria is dat waard. In de boodschap van 25 november 1978 zegt Jezus: Onder alle rijkdommen van hemel en aarde is mijn Moeder de schoonste gave, de meest bewonderenswaardige Schat. Mijn Moeder aan wie de zielen mijn Barmhartigheid, mijn geduld en mijn barmhartige goedheid verschuldigd zijn. Mijn Moeder is ook uw Moeder! Mijn kleine zielen, zegt aan de wereld dat zij mijn Moeder meer moeten liefhebben en dat zij haar toevlucht moet nemen tot mijn Moeder. 

Jezus geeft de opdracht om de verering van Onze Lieve Vrouw terug aan te wakkeren en opnieuw bekend te maken bij zoveel mensen die niet meer beseffen dat ook zij een hemelse Moeder hebben. “Zegt aan de wereld dat zij mijn Moeder meer moeten liefhebben.”

Beseffen wij wel goed de draagwijdte van deze opdracht? Hier wordt ons een moeilijke opdracht toevertrouwd en tegelijkertijd worden wij met een zware verantwoordelijkheid belast. De wereld staat niet vol ongeduld te springen om godsdienstige boodschappen en opdrachten te krijgen. Integendeel, heel onze maatschappij ademt materialisme en oppervlakkigheid uit. De strijd tussen goed en kwaad gaat onverminderd voort. In het evangelie noemt Jezus de duivel de “vorst van de wereld” (Joh. 14,30). De wereld zal het de Kleine Zielen niet gemakkelijk maken, maar wij mogen niet opgeven. Wij moeten naar buiten treden met een overtuiging die Jezus waardig is. Wij moeten meer voor onze zaak durven getuigen. Dit getuigenis zal niet altijd in dank worden aangenomen. Sommigen zullen erom lachen, anderen zullen zich kwaad maken, zich van ons afkeren omdat zij helemaal niets te maken willen hebben met God en zijn gebod, en noch minder met die “vervelende” Kleine Zielen die zo spontaan en openlijk hun overtuiging durven uitspreken. Maar uiteindelijk zal God overwinnen. Uiteindelijk zullen de heilige Harten van Jezus en Maria bij de mensen een vruchtbare bodem vinden voor de genade die zij overvloedig uitzaaien. “Weliswaar leeft gij in de wereld in verdrukking”, zegt Jezus in het evangelie van Johannes (16, 33b), maar heb goede moed: Ik heb de wereld overwonnen.”

In diezelfde geest zegt Onze Lieve Vrouw op 23 mei 1967: Ik zal het Rijk van mijn Zoon vestigen over de hele aarde. Ik zal de volkeren redden. Ik zal de zondaars bekeren. Wees overtuigd van mijn moederlijke tederheid voor u en voor alle kleine zielen. 

Wij bidden als besluit, vanuit de boodschap van 28 mei 1970: “Heer Jezus Christus, Gij, die voor alle mensen Barmhartige Liefde zijt, weef onder uw geliefde Kleine Zielen de band van broederlijke liefde; leer mij leven vanuit een diepe eensgezindheid in het hart van onze Vader; verhoor mijn gebed voor elkaar; leer mij in geest en waarheld beminnen, zoals Gij mij bemint; ik wil u aanbidden als mijn hemelse Bruidegom die mij zoveel liefde schenkt; leer mij het lijden van de andere op mij te nemen; schenk mij uw genade zodat ik anderen tot steun kan zijn, uit liefde tot U; laat mijn broederlijke/zusterlijke genegenheid een doeltreffend pantser zijn tussen uw gerechtigheid en de zondaar; verenig mij met de anderen door een sterke naastenliefde; maak mij, samen met de anderen, tot één grote familie van Kleine Zielen en wees Gij onze Grote Bezieler; verenig mij elke dag in een levende en totale geestelijke verbondenheid met U; leer mij vertrouwen op uw goedheid; waak over mij en sta mij bij, zowel in twijfel, moedeloosheid als in vreugde; onderricht mij in de stilte van mijn hart; help mij om te beminnen naar uw voorbeeld, Gij die de onuitputtelijke Liefdebron zijt. Help mij volharden in mijn liefdeszending voor het geluk en de vrede van de mensheid; moge uw Barmhartige Liefde in het hart van alle mensen wonen en heel hun leven bezielen, Gij die leeft en heerst, met de Vader en de heilige Geest, in de eeuwen der eeuwen. Amen. Moeder Maria, Gij hebt door uw ja woord de Verlosser aan de wereld geschonken. Blijf onze Voorspreekster, onze steun en onze kracht bij Jezus, uw Zoon en onze Heer. Amen.”

Uit: Het Legioen Kleine Zielen, Tijdschrift van het Legioen Kleine Zielen van het Barmhartig Hart van Jezus, Hasselt, 37ste Jaargang nr.1, Maart 2009, blz. 25-43.