Preek voor de kleine zielen: Heer, geef ons meer geloof!

Weekend van de 27ste zondag door het jaar, 1 en 2 oktober 2016.

Heer, geef ons meer geloof!

H. Evangelie volgens Lucas 17, 5-10: In die tijd zeiden de apostelen tot de Heer: “Geef ons meer geloof.” De Heer antwoordde: “Als ge een geloof had als een mosterdzaadje, zoudt ge tot die moerbeiboom zeggen: Maak uw wortels los uit de grond en plant u in de zee, en hij zou u gehoorzamen. Wie van u zal tot de knecht, die hij in dienst heeft als ploeger of veehoeder bij diens thuiskomst van het land zeggen: Kom meteen aan tafel en tast toe? Zal hij niet eerder zeggen: Maak mijn maaltijd klaar; omgord je en bedien mij, terwijl ik eet en drink; daarna kun je zelf eten en drinken? Moet hij die knecht soms dankbaar zijn, omdat hij heeft uitgevoerd wat hem is opgedragen? Zo is het ook met u: wanneer ge alles hebt gedaan wat u opgedragen werd, zegt dan: Wij zijn maar gewone knechten; wij hebben alleen maar onze plicht gedaan.”

“Stil, er zijn kinderen bij!” Deze waarschuwing hoor je regelmatig wanneer volwassenen onder elkaar bezig zijn. De aanwezigheid van een kind filtert de woorden van grote mensen. Harde taal of ruwe zegswijzen worden er uitgezeefd. Kinderen werken milieu-vriendelijk in op volwassenen. Ze zuiveren de atmosfeer en verzachten het klimaat. Levend vlak bij ons, lijken ze toch van een andere wereld. Een wereld die ons af en toe met heimwee vervult. In die kleine wereld hebben onze grote woorden weinig bestaansrecht. We moeten ze vertalen in klare, directe gebaren. Liefde is voor een kind geen woord. Het heeft er geen boodschap aan. Het is wel de kus van moeder of het stoeien met vader. Geborgenheid is voor een kind geen begrip. Het voelt zich wel veilig op moeders schoot of op vaders arm. Over bezorgdheid en genegenheid kan je niet praten met een kind. Maar je kan wel zijn tranen wegstrelen of verhaaltjes vertellen aan zijn bed. Geloven is voor een kind een ijdel woord. Maar nog voor het spreken kan, reageert het op moeders glimlach en kent het de klank van vaders stem. Eigenlijk moeten we ons afvragen wie wie dan aan het opvoeden is. Wij leren hun hun man te staan in onze soms harde wereld. Wij voeden hen op om groot en sterk te worden. Wij ‘wapenen’ hen voor de toekomst. Dat is, als volwassenen, onze plicht. Maar zij blijven ons keer op keer ontwapenen. Dat is, als kind, hun recht. Zij moeten groter worden. Wij mogen gerust wat kleiner worden.

Jezus is heel duidelijk. Het kind heeft voor Hem een opvoedende waarde. De enige woorden die ons uit Zijn kindertijd zijn overgebleven, zijn belerende woorden aan Maria en St. Jozef. “Wist ge dan niet, dat Ik in het huis van Mijn Vader moest zijn?” (Lc. 2, 49). Zij wisten het niet. Maar later begrijpt zijn Moeder heel goed “wat Hij ermee bedoelt.”

Wanneer Jezus’ leerlingen onder elkaar wedijveren wie van hen de grootste is, wijst Hij een kind als maatstaf aan. Diezelfde maatstaf houdt Jezus ons voor ogen, wanneer Hij over vergeving spreekt. De wankele stappen van een kind, zijn vallen en opstaan, zijn kattenkwaad of pekelzonden leren ons geduldig en mild te zijn. Het kost ouders weinig moeite hun kinderen te berispen. Hun kinderen geven er zelf voldoende gelegenheid toe. “Ik heb het u honderd keer gezegd”, heeft elk kind van zijn ouders gehoord. Maar even spontaan en zonder berekenen komt ook de vergeving: “Kom, ’t is goed.” Want er is liefde en geloof in elkaar.

Zo moet gij ook met uw broeders doen, zegt Jezus. Verwondering en ontvankelijkheid, vertrouwen en eenvoud, zuiverheid en zachtmoedigheid behoren tot de wereld van het kind, maar ook tot het Rijk dat Jezus verkondigt. Beide grenzen aan elkaar.

De reactie van de apostelen is bijna een gebed. Ze voelen aan dat ze nog ver van dat Rijk van God verwijderd zijn. Maar evengoed weten ze wat hen nog ontbreekt: ”Geef ons meer geloof.” En Jezus gebruikt opnieuw een beeld, waar alleen volwassenen het moeilijk mee hebben. Een moerbeiboom plant zijn wortels in de zee. Een kind gelooft dat er bomen kunnen groeien in de zee, net zo goed als het rotsvast gelooft dat zijn moeder de liefste vrouw en zijn vader de sterkste man van heel de wereld is.

Vgl. bron: Bezinningen van Gods Woord van dag tot dag, door de Norbertijnen van de Abdij Postel, Turnhout, Brepols, 1989, blz. 695-697.

Bewerking door pastoor Geudens