De Boodschap aan de Kleine Zielen: Een liefdezending

EEN LIEFDEZENDING

De roeping van de christen is subliem. Ieder mens mag van zichzelf zeggen dat God in alle eeuwigheid aan hem persoonlijk gedacht heeft.

St. Paulus zegt: “Gezegend is God, de Vader van onze Heer Jezus Christus, die ons in de hemelen in Christus heeft gezegend met elke geestelijke zegen. In Hem heeft Hij ons uitverkoren, voor de grondlegging der wereld, om heilig en vlekkeloos te zijn voor zijn aangezicht. In liefde heeft Hij ons voorbestemd zijn kinderen te worden door Jezus Christus, naar het welbehagen van zijn wil, tot lof van de heerlijkheid van zijn genade. Hiermee heeft Hij ons begiftigd in de Geliefde” (Ef. 1,3-6).

Deze tekst laat zien hoe hoog God ons acht, ons, die Hij door zijn genade tot Zijn kinderen wilde maken.

Maar naast deze algemene roeping, die voor alle gedoopten geldt, heeft ieder van ons nog een speciale roeping te vervullen binnen het mystieke Lichaam, een persoonlijke taak die hem onvervangbaar maakt en waarbij niemand anders zijn plaats kan innemen.

Marguerite is zich in de ’Boodschap van de Barmhartige Liefde aan de Kleine Zielen’ volledig bewust van de rol die haar is toegewezen als persoonlijke roeping. Zij verlangt ernaar iets groots voor de Heer te verwezenlijken en opent zich in alle eenvoud voor Hem. Het antwoord van de Heer laat niet op zich wachten:
“Uw kleinheid is het grootste dat ge zult doen. Daarin ligt uw roeping. Daarvoor zijt ge tot het genadeleven geboren.” 10.12.66.

Roeping doet ons denken aan een opdracht die vervuld moet worden. Een opdracht waarvan het belang en de omvang sterk kunnen verschillen van persoon tot persoon. Dit is het geval bij Marguerite, dunkt ons. Wij leiden het af uit de lezing van haar teksten, met het voorzichtige en respectvolle voorbehoud, geformuleerd in de bemerking toegevoegd aan het imprimatur van de Boodschap.

1. De opdracht van Marguerite

1.1. Wij kunnen deze niet anders omschrijven dan ‘liefdeopdracht’.
Ziehier in welke termen de Boodschap erover spreekt:

1.1.1. De Heer beminnen en doen beminnen
”… gij hebt als roeping Mij lief te hebben, Mij te dienen en Mij te doen beminnen. ” 18.11.66.
“Iedereen hier op aarde heeft een opdracht te vervullen. De uwe is ervoor te zorgen, dat Ik beter gekend ben en meer bemind word. Gij moet de mensen herinneren met welke liefde Ik hen bemin.” 2.7.67.

1.1.2. In Zijn Naam spreken
”Uw zending, kind, is te spreken in mijn Naam.” 29.7.70.

De profeet Joël verkondigde dat het Messiaanse tijdperk gekenmerkt zou worden door een universele uitstorting van de H. Geest: ”Ik zal mijn Geest uitstorten over alle mensen, uw zonen en dochters zullen profeteren, uw grijsaards dromen zien, uw jonge mannen visioenen krijgen. Zelfs over de slaven en slavinnen start Ik mijn geest uit in die dagen. ” Joël, 3, 1-2

De H. Petrus citeert deze passage om te verwittigen dat het charisma van de profetie niet langer uitzonderlijk zal zijn, hoewel het altijd onderworpen moet blijven aan de controle van de Kerk. Dit vraagt Paulus ook: “Omnia probate” (“Beproeft alle dingen”).

1.1.3. De Weg van de liefde bewandelen en hem wijzen aan zoveel zielen die hem niet kennen of niet willen kennen.
“Kind, uw zending is afgelijnd. Het is de weg van de liefde en van de overgave.” 5.5.71.

1.1.4. Kortom, een zending waarop de Heer haar reeds lang van tevoren had voorbereid.
“Kind, heel de tijd die ge ver van Mij hebt doorgebracht, bereidde Ik u reeds voor op de liefdeopdracht die Ik u voorbehield.” 5.9.67.

1.2. Belang van deze zending

1.2.1. In tegenstelling tot de kleinheid van de boodschapster.
Marg.: “Heer, ik ben zo klein, en deze zending die Gij me toevertrouwt is zo groot. ” ”Gij zijt inderdaad klein. Maar Ik ben groot. En wat kan uw kleinheid verenigd met mijn grootheid niet verwezenlijken?” 6.5.70.

1.2.2. Belang van deze zending.
“Maar gij, kind, die Ik voor een belangrijke opdracht heb uitverkoren…” 29.5.67.
“Wees een bron van troost voor allen en beschouw uw opdracht als van het grootste belang.” 23.5.75.

Zo belangrijk zelfs, dat Marguerite ervoor terugschrikt. Maar toch krijgt zij een speciale bescherming van haar goddelijke gesprekspartner. Eerst van Onze Lieve Vrouw:
“OLV: Ik zal uw zending op aarde beschermen.” 19.2.67.
En vervolgens van Jezus zelf:
”… kind… twijfel nooit aan mijn bescherming en aan mijn liefde.” 29.5.67.

1.3. De opdracht van Marguerite wordt gerealiseerd door de stichting van het Werk van de Kleine Zielen.

”De stichting van de Geestelijke Orde van de Kleine Zielen is uw taak. Zet maar flink door, met de volle instemming van uw bisschop.” 12.8.74.
”Dit Werk is een werk van de Kerk en het moet dat zijn.” 28.10.74.
“De uitstraling van het Werk, die steeds krachtiger wordt en tot het uiteinde van de wereld reikt, zal uw vooruitzichten ver overtreffen.” 6.12.74.
“Het Legioen is thans op een keerpunt gekomen en het gaat een nieuwe snelle opgang kennen door de verenigde kracht van onze Heilige Harten, aan wie het werd toegewijd.” 25.8.74.

1.4. Wat de Heer verwacht van Marguerite.

1.4.1. Haar zending beleven.
“Wat in uw bestaan telt, kleine ziel, is het beleven van uw zending in evangelische geest en in totale overgave aan mijn wil.” 9.6.71.

1.4.2. Zich nog meer moeite getroosten voor deze zending.
“Mijn kind was meer mededeelzaam, dat is waar, maar ze heeft ook meer geleden en Mij elke dag haar ellende en haar verdriet opgedragen. En mijn hart dringt er vol tederheid bij haar op aan, zich nog meer moeite te geven voor haar liefdezending.” 24.6.70.

1.4.3. Haar opdracht volbrengen met liefde en vastberadenheid.
“En gij, kind, op wie Ik mijn stempel heb gedrukt, voer uw opdracht uit met liefde en vastberadenheid. Straal mijn liefde uit tot aan het uiteinde van de wereld.” 6.12.74.

Door haar trouw aan haar roeping doet zij de flatterende naam die de Heer haar geeft alle eer aan:
“In mijn wijsheid heb Ik u met een ruime maat liefde bedacht, omdat ge mijn kleine missionaris van de liefde zijt.” 20.4.70.

2. De opdracht van de Kleine Zielen

Hun opdracht zal, relatief gezien, analoog moeten zijn aan die van hun voorgangster:

2.1. Een precieze zending
”Ik heb met tederheid naar u gekeken. Ieder van u heb Ik bij zijn naam genoemd. Zo heb Ik u als apostelen van de nieuwe tijd een precieze zending toevertrouwd. Ik verlang edelmoedigheid van u, zonder evenwel uw vrijheid aan te tasten.” 4.11.71.

2.2. Een liefdezending, die dus zeer veeleisend is.
“Bemint elkaar, geliefden. Ik ben uw liefdebron. Lest uw dorst aan haar heldere wateren. Uw zending is een liefdezending voor het geluk en de vrede van de mensheid” 24.5.70.
“Weest leraars in de liefde voor de mensen rondom u.” 30.3.72.
“Kindertjes, weest de ’zachte’ revolutionairen van mijn liefde.” 23.6.75.
“Mijn Werk is een liefdewerk dat berust op vertrouwen en naastenliefde.” 25.6.72.
“Laat de voortreffelijkste naastenliefde uw daden beheersen, hoe onbeduidend ze ook mogen wezen.” 24.3.74.
“Nooit geeft ge voldoende liefde rondom u.”

2.3. Een zending die nog maar pas begint.
“Uw zending begint pas en er is zoveel zelfverloochening nodig om ze tot een goed einde te brengen.” 9.6.72.

Het ‘Dagboek van Marguerite’ wordt steeds actueler. Het spreekt voor zich dat alleen de liefde onze waanzinnige wereld kan redden. Deze bezielde bladzijden herhalen in alle toonaarden dat de weg van de liefde en het geestelijk kindschap van de H. Teresia van het Kind Jezus de enige remedie is voor deze tragische situatie: “Als gij niet wordt als kleine kinderen, zult gij het rijk der hemelen niet binnengaan.”
“Kind, laat het liefdegraan ontkiemen dat mijn kleine bruid Teresia van het Kind Jezus in de zielen gezaaid heeft.” 2.7.72.
“De Boodschap is inderdaad de voortzetting van de Teresiaanse werking in de zielen.” 22.6.71.


Uit; De gedachten van Jezus’ Hart, R. Jaouen C.M., Uittreksels uit de Boodschap van de Barmhartige Liefde aan de Kleine Zielen, blz. 11-14.