Liturgie van Witte Donderdag
Op Witte Donderdag staat alles in het teken van het gedenken van het Laatste Avondmaal: de instelling van de eucharistie en het gebod van de onderlinge liefde, zoals verhaald in het Evangelie van Johannes met de voetwassing. Het altaarmissaal noemt als derde belangrijk element de instelling van het priesterschap, maar de eerste twee elementen voeren duidelijk de boventoon.
Om op deze avond opnieuw en bewust tegenover de gave van de eucharistie te staan, dient het tabernakel volledig leeg te zijn. Voor allen die op deze dag en op Goede Vrijdag ter communie gaan, wordt het brood tijdens deze viering in voldoende hoeveelheid geconsacreerd. Reeds eerder geconsacreerde hosties dienen in de voorgaande dagen te zijn geconsumeerd. Wel moeten enkele hosties worden bewaard in een pyxis voor de zieken. Deze pyxis wordt opgeborgen in de kluis of bij voorkeur in het tabernakel van het rustaltaar. Bij de intocht kunnen ook de heilige oliën worden binnengedragen.
Wanneer tijdens de eucharistieviering het Gloria gezongen wordt, klinken de klokken, bellen en het orgel voor het laatst. Daarna zwijgen zij tot in de Paasnacht.
Het Evangelie van de voetwassing herinnert ons aan de dienst die de Heer ons heeft bewezen, en die wij ook aan elkaar verschuldigd zijn:
“Ik heb jullie een voorbeeld gegeven; wat Ik voor jullie heb gedaan, moeten jullie ook doen.”
In Jezus’ tijd was het wassen van voeten een taak die enkel door slaven werd verricht. Jezus koos ervoor om dienaar van allen te worden, tot in de dood:
“Dit is mijn lichaam, dat voor jullie gegeven wordt.”
Na de verkondiging kan de voorganger de voeten van enkele aanwezigen wassen als teken dat ook hij de weg van Jezus wil volgen.
Er is geen geloofsbelijdenis tijdens deze viering.
Na de viering wordt het eucharistisch Brood in processie overgebracht van het altaar naar een andere plaats dan het gewone tabernakel, waar het bewaard blijft tot de viering van Goede Vrijdag. Het altaarmissaal spreekt over een ‘zijkapel’. De symboliek hiervan is dat Christus aan het oog onttrokken wordt en zich afzondert om te bidden in de Hof van Olijven. In sommige kerken wordt de viering afgesloten met het Evangelie over Jezus’ gebed in de Hof van Olijven en het verraad van Judas.
Wanneer het Allerheiligste is weggebracht, wordt het altaar ontbloot. Dit gebeurt niet haastig, maar met zorg en aandacht als een ritueel op zich. De middeleeuwse theoloog Amalarius (775–853) zag hierin een symbool van hoe Jezus door zijn vrienden werd verlaten en van zijn kleding werd beroofd. Als deze handeling met aandacht wordt uitgevoerd, wordt ook hierdoor de bijzondere sfeer van deze avond voelbaar:
“Deze avond is anders dan alle andere avonden.”
Het lege tabernakel, de gedoofde godslamp, het kale altaar, het zwijgende orgel en de stilte aan het einde van de viering maken de leegte en rouw van de komende Goede Vrijdag tastbaar.
Sommige gelovigen blijven na afloop stil aanwezig bij het rustaltaar, als antwoord op Jezus’ vraag:
“Blijf hier en blijf wakker met Mij.”
In diverse kerken wordt de hele nacht gewaakt, vaak door jongere mensen die zich aangesproken voelen door deze vorm van nachtelijke aanbidding. Ook kan er een stil aanbiddinguur worden gehouden bij het bewaarde eucharistisch Brood.
Schematisch overzicht van de viering:
- Intocht: zoals op zondag, eventueel met alle concelebranten.
- Gloria/Eer aan God: klokken, bellen en orgel klinken feestelijk. Daarna zwijgen zij tot de Paasnacht. Het orgel begeleidt hooguit nog heel sober. Ratels kunnen gebruikt worden in plaats van bellen.
- Evangelielezing: met wierook en kaarsen.
- Voetwassing: na de evangelielezing en verkondiging. De priester legt zijn kazuifel af, omgordt zich met een witte doek, wast de voeten van enkele aanwezigen, wast daarna zijn handen en trekt zijn kazuifel weer aan.
- Processie: na de communie blijft de ciborie met het eucharistisch Brood op het altaar staan. De priester bewierookt deze en slaat een wit velum om. Dan volgt de processie: voorop een acoliet met wierook, gevolgd door de kruisdrager en acolieten met kandelaars (eventueel met ratel), en ten slotte de priester met het Allerheiligste. Er wordt een passend lied gezongen. Bij het rustaltaar wordt het Allerheiligste opnieuw bewierookt en in het tabernakel geplaatst. Na een ogenblik stilte keren priester en acolieten in stilte terug naar de sacristie.
- Altaarontbloting: kruis, kandelaars en doeken worden verwijderd en naar de sacristie gebracht. Eventueel worden ook bloemversieringen weggehaald. Kruisbeelden die niet verwijderd kunnen worden, worden afgedekt. Zo wordt de aandacht gericht op het ene kruis dat op Goede Vrijdag centraal zal staan.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.