door Mgr. André-Mutien Léonard

Het is van levensbelang voor ons dat we kunnen geloven in een andere wereld dan deze waarin we nu leven. Zeker, hier op aarde bloeien we enkele jaren. We kennen tijden van groot geluk, van vreugde, ontplooiing en succes. Maar ons leven op aarde eindigt altijd op een bepaalde manier “slecht”; door ouderdom, ziekte, slijtage en de dood.
Daarom zijn de woorden die Maria in Lourdes tot Bernadette sprak zo belangrijk: “Ik beloof je niet gelukkig te maken in deze wereld, maar in de andere.” Het was een getuigenis van de realiteit van deze nieuwe wereld, die met Pasen begon, met de verrijzenis van Jezus.
Moeder van de Verlosser, Moeder van God
Hier in Banneux, net als op alle Maria-bedevaartsoorden, werd een stukje van de sluier opgelicht van de realiteit van deze nieuwe wereld, die door de verrezen Christus werd geopend. Dat gebeurde heel eenvoudig, arm, bescheiden, gedurende de verschijningen: “Goedenavond, tot ziens.” Water om de handen in te dompelen, water voor alle naties, voor de zieken, om het lijden te verlichten, een kleine kapel. De Maagd der Armen openbaarde zich. Maar op de laatste verschijningsdag, op 2 maart 1933, zette Maria haar handtekening eronder — aan het einde van de boodschap, niet aan het begin, want dat zou veel te indrukwekkend zijn geweest! En wat een handtekening: “Ik ben de Moeder van de Verlosser, Moeder van God!“
Maria kent de geschiedenis van de Kerk blijkbaar heel goed. Ze weet dat het Concilie van Efeze in het jaar 431 plechtig had verkondigd dat Zij de “Theotokos” is, de Moeder van God, toen Zij God baarde door Jezus te baren. Dat is het wonder van de Menswording: In werkelijkheid is een goddelijke Persoon deze wereld binnengetreden, en zo heeft de mens nu deel aan God en, ik durf te zeggen, God heeft deel aan de mens. Het geluk van God en het geluk van de mens zijn voor altijd met elkaar verbonden. Dit getuigt het H. Evangelie, wanneer tegen Maria wordt gezegd: “Daarom zal dit Kind heilig en Zoon van God genoemd worden.” “Moeder van de Verlosser, Moeder van God“: door de Moeder van de Verlosser te zijn, de Moeder van Jezus Christus, is zij de Moeder van God. Dat is een bron van hoop voor ons, de garantie dat het menselijk avontuur goed zal eindigen, ondanks alle beproevingen, want het menselijk avontuur is nu het avontuur van God. Als God met ons is, staan we niet alleen. “Als God met ons is“, zo vraagt Paulus, “wie is dan tegen ons?“
Bid veel! Bid veel! Bid veel!
Als Maria ons hier in Banneux deze diepe waarheden openbaart, dan niet simpelweg zodat we er goede verhandelingen over kunnen schrijven. Als Maria verschijnt, dan niet om ons een mooi schouwspel te bieden, maar zodat we ons tot hoop bekeren en ons leven veranderen. Daarom zegt ze ons op de laatste verschijningsdag voor haar afscheid een derde keer: “Bid veel! Bid veel! Bid veel!” Want door het gebed zal de hier verkondigde waarheid van hoop werkelijk vrucht dragen. En als Maria ons oproept tot gebed, dan bidt Zij met ons.
Zij bidt in de Bovenzaal te midden van de apostelen, in de tijd tussen de Hemelvaart van Christus en Pinksteren. Deze aanwezigheid van Maria en de vrouwen bij de apostelen is zeer onthullend: Jezus, het Hoofd van de Kerk, is een man, omdat Hij de Gezondene van de Vader en de Bruidegom van de Kerk is. De apostelen zijn mannen, omdat zij in de geschiedenis van de Kerk Christus, de Bruidegom van de Kerk, moeten vertegenwoordigen. De Kerk is de Bruid, zij is vrouwelijk in het hart van God. De aanwezigheid van Maria en de vrouwen bij de apostelen onthult ons dit: De Kerk zal alleen zijn wat God van haar verwacht als zij Mariaal is — meer nog dan apostolisch! — en als zij met Maria en de vrouwen om haar heen bidt. Het is geen toeval dat bij de Maria-verschijningen voornamelijk vrouwen de verschijning zien. Als vrouw wijzen zij op het diepe mysterie van de Bruidsgemeenschap (dit is de Kerk). Door de eeuwen heen bidt Maria voor ons. Zij vraagt ons te bidden, maar Zij bidt altijd mét ons.
Het gebed leidt uiteindelijk de wereld. Wie met Maria bidt, houdt het roer van de hele wereld in handen. Dat doet onze paus Johannes Paulus II [2005!!] ongeacht alle speculaties over het einde van zijn pontificaat. Uiterlijk bezien kan hij niet veel meer doen (in zijn hoge ouderdom). Maar door de paus van de armen, de zieken en de zwakken te zijn, een man van gebed, meer dan ooit zijn “Totus Tuus, Maria” (Geheel de uwe, Maria) levend, houdt hij met ons het roer van de wereld vast.
Laten we daarom deze uitnodiging van Maria bewaren, op het moment dat Zij haar boodschap in Banneux ondertekent: Bid veel! Bid veel! Bid veel! Amen.
Uit; Die Jungfrau der Armen, Namen, 70. Jahrgang, Mgr. André-Mutien Léonard, 2 maart 2005, Seite 60-61
Vertaling door pastoor Geudens
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.